Karta Kosmotik

Inhoudsopgave: Een verhaal over een vrouw die maar blijft groeien, gevangen tussen de verwachtingen van haar ouders en een groeispurt die niet ophoudt. Deze grafiek is de inhoudsopgave van het verhaal. Het toont hoe Safiya groeit.


0,10 nanometer

Hij had alles aan zichzelf veranderd. Kledij, kapsel, taal, nationaliteit, zelfs zijn naam opgeofferd aan deze nieuwe wereld. Vier jaar voordat zijn dochter werd geboren, zocht Anees Multani naar een naam voor zichzelf in het ‘Grote Boek van Belangrijke Amerikanen’. Het waren de afbeeldingen in kleur die hem tot het werk hadden aangetrokken. Patriarchen met borstelwenkbrauwen, ronde brilglazen en in het geval van de oudere portretten, witte pruiken.
Arnold, Benedict.
Boeing, William E.
Carter, Jimmy.
Na enkele ogenblikken van bladeren, legde hij zijn vinger op Reginald Rich, progressieve politicus, man van het eeuwige frontier en oliebaron in Oklahoma. Het was een naam die zichzelf inluidde. Als trommelgeroffel voor een kanonschot.
Voortaan heette Anees Multani Reginald Rich. De jongen die, ooit in een heel andere werkelijkheid, op een scooter door de smalle steegjes van Karachi sneed, werd marktanalist op de beurzen van het Amerikaanse imperium.
Reginald Rich, de eerste van zijn naam, had een eeuw geleden boormachines zo groot als reuzen op de zanderige bodem van Oost-Oklahoma losgelaten. Met elke beweging van de boorhamers ontkleedde Rich het lichaam van zijn wereld. Tot de goden van de Apache hun beekjes en naaldboombosjes en koele grotten ontvluchtten om het helse lawaai te ontsnappen. Tot zijn arbeiders kromliepen, hun handen en ogen te afgestompt om van hun kinderen te houden. Tot de gewelven van de aarde instortten.
Reginald Rich, de tweede van zijn naam, wilde exact hetzelfde. Hij wilde goden, zielen en moedertjes natuur uitdrijven. Zand omgesmolten naar glas. Steen naar beton. IJzererts naar roestvrij staal. In de plaats van gedroogd fruit verhandelde hij voortaan beloftes van toekomstige winst. In zachte ligstoelen omringd door designerkunst verzekerde hij zijn klanten dat alles naar de rechterbovenhoek evolueerde, altijd, eeuwig, steeds sneller.
Toch bleef die oude wereld onherroepelijk aan hem kleven. In de voegen en de kieren krioelde het van de herinnering aan vroeger, stof onder het tapijt, boorgaten in de muur. En dan wel omdat zijn huidig succes als marktanalist geheel afhing van zijn verleden. Elke donderdagochtend zat hij in het midden van zijn kantoor op een kussen met witte franjes. De blinden gesloten. Het raam verduisterd. Een plakker voor de webcam. Niemand mocht weten hoe Reginald Rich het deed. Op die ochtenden herrees Anees Multani.
Anders dan zijn collega’s had hij niet aan een ivy league college gestudeerd.
In het kantoor rechtover, één rang hoger op de ladder van succes, werkte Thomas ‘Tommy’ Dardler. Zo geboren. Nooit in een boek gesnoven naar een nieuwe naam. Waarom zou hij? Dardler was zijn meest krachtige wapen. Hij reed het slagveld binnen op een zadel van fladderende visitekaartjes. Dat had hem probleemloos voorbereid op een lange loopbaan schouder aan schouder met aandeelhouders en fondsmanagers, stuk voor stuk van dezelfde makelij. Behalve Reginald Rich, die had zijn opleiding genoten in de Soqotri madrasa te Karachi.
“De Soqotri madrasa in Karachi?”, vroeg Tommy Dardler.
De dinertest had al getoond dat Reginald Rich, tweede van zijn naam, uit het juiste hout gesneden was. Hij at steak met een steakmes, goot jus met een juslepel. Hij had bewezen Steve Jobs perfect te citeren. Nu nog een simpele formaliteit, het sollicitatiegesprek.
“De Soqotri madrasa te Karachi. Een soefischool gefundeerd op de principes ontwikkeld op Socotra. Zij zagen zevenhonderd jaar geleden al dat de wereld als een wiel draait, steeds sneller. Het Wiel van de Vooruitgang. Alles wordt almaar groter. Cijfers, gebouwen, winst, slachtpartijen, zelfs mensen. Elke generatie produceert aantallen die voordien ondenkbaar waren. Timoer Lenk wilde met deze kennis schedelstapels aanrichtten hoger dan de hoogste berg. Hij wilde een rijk ruimer dan het heelal. Daarom vestigde hij de soefischool op Socotra, veilig in het midden van de Indische Oceaan. Helaas voor hem voorspelden de soefi’s op Socotra dat na enkele turbulente omwentelingen van het Wiel de handelaar zal triomferen. Het was altijd al via de handel dat de grootste vooruitgang te boeken viel.”
Tommy Dardler had het niet voor oriëntale hocuspocus. Dat Steve Jobs aan de voeten van een Indische heilige had gezeten, vergat hij liever. In de hoek van zijn winterverblijf in San Diego stond een haard om rundsvlees te braden. Geen yogamatten of hemden met Paisleypatroon. Laatst had hij een partner van de firma ontslaan omdat die tot het boeddhisme was bekeerd. Hoe kon een goede handelsman zich nu afkeren van een materiële wereld? Alles Oosters was niet ontworpen voor de beurs. Behalve dan Reginald Rich. Zijn pak zat te strak. De naam klonk te glad. Het was duidelijk een man van de eeuwige frontier, die geen boodschap had aan introspectie. Alles was direct, gericht op uitbreiding in het onbekende.
In het kantoor dat hem werd toegewezen, hing Reginald Rich portretten van Columbus, Henry Ford en John F. Kennedy. Het verzekerde de klanten van de firma dat hun geld in veilige handen was. Op het cruciale punt van elk verkoopgesprek, wees hij naar de statige portretten.
“U moet vast en zeker in textiel uit Thailand investeren, Mevrouw. Net als Columbus zal u over de oceaan goud vinden.”
“Henry Ford, die begreep de uitzonderlijk waarde van arbeid in de Verenigde Staten. Aandelen op betrouwbare, degelijke, Amerikaanse wagens. Daar krijgt u geen spijt van.”
Toch had geen enkele van deze grote mannen iets te maken met de methode van Reginald Rich. In de ochtend voelde hij het Wiel draaien, woedend, verwoestend, eeuwig in groei, en later op de dag rapporteerde hij aan de klanten van de firma hoe ze hun fondsen het best belegden.
Afsa Multani nam zonder morren de nieuwe achternaam. Maar in tegenstelling tot haar echtgenoot hield ze zich krampachtig vast aan de naam die haar vader en moeder voor haar hadden uitgekozen. Geen Margaret of Susan. Zelfs het compromis, Angela, sloeg ze af als verraad dat te ver ging. Ze bleef Afsa, Afsa Rich, en toen ze zwanger werd van een dochter, werd het Safiya, zoals haar grootmoeder in de zandsteentuinen van Beloetsjistan.
In haar buik zette het belletje DNA van 0,10 nanometer razendsnel uit.
Gelijktijdig bouwden belangrijke cliënten van Reginalds firma het hoogste gebouw ter wereld. Het ging om een koppel uit de Midwest, Mr. en Mrs. Nardus, bekend van Nardus’ running shoes and sports apparel. Hun logo, engelenvleugels en een gouden aureooltje, tooiden de shirts van stervoetballers, de schoenen van Olympische renners en de glanzende clubs van elke bejaarde golffanaat in zonnig Orlando. Reginald Rich had dat als inspiratie gebruikt. Met engelenvleugeltjes wapperden hun winsten naar de zevende hemel, tot elke dollar er duizend waard was.
Mr. en Mrs. Nardus wilden heel graag dezelfde klim maken. In hun thuisstaat Nebraska legden ze de fundamenten aan van een toren die de sterren moest strelen. Project Providence. 960 Meter en 30 centimeter. Hotels, appartementen, restaurants, shopping centers, casino’s, bioscopen, twee olympische zwembaden, een saunacomplex, een achtbaan die verschillende wereldrecords brak, een tropische tuin, een habitat voor zes olifanten en een resem katachtigen (waaronder zeven leeuwen, twee Siberische tijgers, een luipaard en de enige lijger op planeet aarde), een spiegelzaal, een hospitaal voor de lokale gemeenschap, de hoogste lift ter wereld, verschillende gebedshuizen (methodistisch, presbyteriaans, episcopaal en pinksterbeweging) en helemaal bovenaan een platform om in de toekomst toeristische raketten naar de maan te lanceren. Het gebouw had alles. Het was de bedoeling dat mensen er geboren werden en zouden sterven zonder ooit de buitenwereld te betreden. De bouwplannen verbeeldden een uitgerekte glazen driehoek met een lange, gouden piek.
Het gebouw en de buik van Afsa zwollen aan hetzelfde tempo. Tot ze elkaar ontmoetten.
Het gebeurde tijdens een bezoek aan de werf van Project Providence. Tezamen met alle investeerders en hun partners waren Reginald en Afsa uitgenodigd om de fundamenten van het project te inspecteren. In het midden van de ijzeren stangen en betonmolens waren tafels met champagne en warme hapjes opgesteld. Paarse spotlichten verlichtten de duistere hemel, brachten een keizerlijke sfeer aan. In dit millennium zou ook het heelal in het zwaarteveld van het menselijke ras terechtkomen. Gevangen door het Wiel. In een baan rond haar as. Mr. en Mrs. Nardus zetten de eerste stap, met het fortuin dat Reginald voor hen had gewonnen.
De barensweeën kwamen anderhalve maand te vroeg. Na de toespraak van Mr. Nardus, slaakte Afsa een kreet, terwijl het vruchtvocht langs haar benen naar beneden stroomde. De obers legden haar op de dranktafel. Met het tafellaken werden haar bloedingen gestelpt, met het ijswater van de champagne haar voorhoofd verschoond. Reginald Rich viel nergens te bekennen. Hij had zich met een fles champagne naar een nis in het bouwwerk gehaast om alleen van de koele zomernacht te genieten. Hij hoorde het gehijg van zijn vrouw en toen dat werd vergezeld door het gekrijs van een kind, smeet hij zijn glas stuk tegen de betonnen muur.
Die avond kreeg hun dochter Safiya Rich de eer als eerste binnen de muren van Project Providence geboren te worden. Ze was een gezond kind. Prematuur geboren, maar toch woog ze meer dan gemiddeld. Mr. en Mrs. Nardus wisten zeker dat dit een goed teken was. Hun toren had haar eerste bewoner.


47,1 centimeter

Reginald Rich zat in het midden van zijn kantoor, in kleermakerszit te mediteren. Het kussentje werd bewaard in een glazen kastje, ver weg van gulzige insecten of zoete, plakkerige dranken. Het was nog steeds stralend wit. De kostuums versleten en werden om de maand door een moderner exemplaar vervangen. De portretten van grote Amerikanen vielen af en toe uit hun lijst. Zelfs het gezicht van Reginald had stapsgewijs een transformatie ondergaan. De rimpels waren gladgestreken, zijn scherpe neus een beetje bijgeknipt.
Dit kussentje was het enige voorwerp in het hele kantoor niet bestemd voor wegwerp. Zonder zou Reginald niet meer in staat zijn connectie te zoeken met het Wiel van Vooruitgang.
Achter zijn gesloten ogen zag hij het wiel draaien, steeds sneller, doelbewuster en met meer overtuiging. Het was een beloftevolle dag. De spaken vloeiden in elkaar over, zodat het wiel meer op een schijf begon te lijken.
Nochtans, enkele omwentelingen geleden, vorige week, had het wiel een ogenblikje van twijfel gekend. Het was vanuit het niets vertraagd. Op een bepaald punt viel het wiel stil en draaide het enkele centimeters naar achter, alsof het zich verslagen terugtrok naar veiligere oorden. Op zo’n dagen wist Reginald dat weldra stijgende olieprijzen de hele markt zouden verlammen, of de Amerikaanse president op het punt stond met één loze opmerking het kapitaal van een sterbedrijf te kelderen.
Hij had meteen zijn klanten ingelicht, in het bijzonder Mr. en Mrs. Nardus. Ze moesten zo snel mogelijk hun aandelen herbeleggen. Hun toren had nog maar net de tweehonderd meter gehaald. Het stalen skelet voorspelde waar binnen enkele jaren het grootste gebouw ter wereld zou staan. Zonder Reginald Rich, zonder zijn zesde zintuig, waren de fondsen voor Project Providence allang verslonden door de turbulente omwentelingen van het wiel. Deze keer was het een conflict over de importtarieven van fruit tussen de Europese Unie en Rusland. Mr. Nardus en Tommy Dardler zaten bij Reginald op de fauteuil, toen de beelden binnenkwamen. Peren, appels en kersen werden door rokerige graafmachines tot moes gemalen. De mieren van de Russische bodem verheugden zich op de beste maaltijd die ze sinds de Tweede Wereldoorlog hadden genoten.
Mr. Nardus floot.
“Dat hadden mijn dollars kunnen zijn. Je hebt ons weer eens gered.”
“Hoe doet hij het toch”, mompelde Tommy.
Reginald kon enkel glimlachen. Het was hem recentelijk ter ore gekomen dat Tommy en hij zeer snel van rang en kantoor zouden wisselen. Hij maakte simpelweg meer geld voor de firma.
Sindsdien had het wiel zich gelukkig hersteld. Eerst langzaam, maar nadat het handelsdispuut was opgelost, namen de omwentelingen weer vaart. Vandaag draaide het wiel zo snel dat Reginald de tel verloor. Winsten schoten de hoogte in. De wereldbevolking bereikte de achtmiljard. In Centraal-Amerika werd een nieuw kanaal gegraven om nog meer goederen van Oost naar West te voeren. Op zo’n dagen bibberde Reginald op zijn meditatiekussentje. Het wiel leek meer op een rond, boos oog dat hem innig aanstaarde, hem de vraag voorlegde hoeveel hij eigenlijk waard was.
In de Soqotri madrasa ontdekten soefigeleerden dat de gehele creatie in een staat van ongeremde groei verkeert. Alles wordt steeds groter. Cijfers, gebouwen, winst, slachtpartijen, zelfs mensen.
De documenten op Reginalds bureau ondersteunden in elk geval deze stelling. Net als het wiel achter zijn ogen verbeeldden ze een ongeziene stijging van alles. Een van de grafieken toonde dat het aantal passagiers op vliegtuigen sinds tien jaar geleden verdubbeld was. Een ander grafiek had het over de gemiddelde calorieproductie, dagelijks 3500 kcal voor elk individu op aarde. Ook de entertainmentsector veroverde nieuwe territoria. Kijkcijfers, interactie met het publiek, internetreclame, alles zat in de lift. Een denktank voorspelde dat binnen enkele jaren zelfs het duistere, doodse heelal een fijne bestemming zou worden voor bruiloften en toeristen die meer wilden dan overbevolkte stranden of steden.
Reginald kon amper het geduld opbrengen zolang te wachten. Sneller, steeds sneller moest het wiel draaien om al die beloftes spoedig waar te maken.
Alle papieren op zijn bureau beloofden ongekende groei.
Begraven onder een hele reeks pijlen, assen en curves lag een bijzonder mapje. De inhoud verschilde op vormelijk vlak niet zoveel van de andere documenten. Een pijl die exponentieel van linksonder naar rechtsboven evolueerde. De x-as toonde tijd uitgedrukt in maanden, de y-as de lengte van Safiya Rich uitgedrukt in centimeter. De prognose luidde dat het kind zou blijven groeien aan een snelheid die nooit eerder was geobserveerd. Een tweede grafiek beeldde af hoe haar ruggengraat zou evolueren. Een derde het uitzonderlijke gewicht dat op haar nog breekbare bekken zou komen te rusten. Een vierde de vreselijke uitrekking die haar ligamenten zouden ondergaan. Een vijfde welke lijdensweg haar nekwervels in het vooruitzicht hadden, met het cruciale breekpunt binnen vijf jaar, waarop het uitgerekte lichaam onmogelijk nog kon voortbestaan en Safiya Rich dus zou sterven.
Tussen de rapporten van de Wereldbank en de boekdelen over economische optimalisatie vielen deze rapporten in het niets. Een slordig bundeltje, over een verandering die heel weinig mensen interesseerde, zou beïnvloeden. Het was nog niet eens een detail, een nanoseconde van vooruitgang in de omwentelingen van het wiel.
Een poeltje kwijl had zich verzameld op Reginalds hemd. Zijn gezicht stond in het teken van oprecht genot. Het wiel draaide steeds sneller. Ze was zo prachtig, beloofde zoveel mooie dingen. Zoals een toren die binnen enkele jaren haar schaduw over de hele mensheid zou werpen.


145 centimeter

Op haar zesde verjaardag kreeg Safiya van haar moeder een cadeau dat ze eerst niet zo heel goed begreep. Het contrast met de andere pakjes kon niet groter zijn. De poppen, bouwblokken en zelfs de boekjes onthulden hun bedoeling vrijwel direct, bij de eerste bepoteling. Maar hoe vaak ze haar vingers wreef over het stukje papier en de woorden die erop gedrukt waren letter per letter uitsprak, ze kon maar niet vatten waarom haar moeder dit geschonken had. Hiernaar had ze niet gevraagd. Dit stond niet op het lijstje dat ze enkele maanden terug met een suikerzoete glimlach aan haar ouders had gepresenteerd. Dat viel meteen te controleren. Ze had het in twee exemplaren opgesteld.
“Het is een brief voor jou, Safiya!”, zei haar moeder, alsof het ging om het beste geschenk van al. “Je bent aanvaard voor een schoonheidswedstrijd. Is dat niet spannend?”
Ze vond het zo spannend dat enkele weken later, toen ze op een zaterdag vroeg uit bed werd getild, ze de brief bijna helemaal was vergeten. Het speelgoed was veel leuker. De bouwblokken had ze gestapeld tot hoge torens, een beetje zoals haar vader, die ook een heel hoge toren aan het bouwen was voor zijn klanten. Daarna liet ze poppen als giganten uit een mythisch tijdperk de stad vernielen, tot er niets overbleef behalve een kubusvormige puinhoop.
Vandaar dat het een grote verrassing was, toen ze bij het handje uit bed werd geleid en voor de spiegel werd gezet.
Haar moeder gaf haar een zilveren jurk, bezet met glazen kraaltjes in tientallen kleuren, van koboldgroen tot elfenblauw, en droeg haar op deze aan te trekken.
“Waarom, mama?”, vroeg Safiya, terwijl ze met haar vuisten fijne korreltjes slaapzand uit haar ogen wreef.
“We gaan naar een schoonheidswedstrijd. Weet je nog?”
Ze kreeg kristallen muiltjes met een kleine hak en belletjes die zachtjes rinkelden wanneer ze een stap verzette. Er waren ook armbandjes en gouden kettingen, die verlengd moesten worden, omdat ze te nauw aansloten om haar nek. Aan haar hoofd friemelden twee paar handen, van haar moeder en de styliste die was ingehuurd om haar haar en make-up te doen. “Zet je op de stoel, zodat de mevrouw aan het werk kan gaan.”
“Waarom, Mama?”
“Wil je de schoonheidswedstrijd niet winnen soms?”
Op een ander kind had het woord wedstrijd misschien een magische uitwerking gehad, een klein stemmetje wakker geschud dat diep van binnen fluisterde: ‘ik wil de beste zijn.’ Niet bij Safiya. Zij had meer zin met haar blokken gloednieuwe miljoenensteden aan te leggen, voor haar poppen om te vernielen.
Opgekleed, opgetut en voorzien van meer glitter dan haar lief was, werd ze met rok en al ingeladen in de auto. Haar moeder boog zo diep dat ze bijna kroop, zodat ze de slippen van haar dochters rok kon vasthouden. In geen enkel geval mocht de schitterende zoom in de modderige drab van de oprit terechtkomen. Voordat ze naar buiten waren gegaan, hadden ze plastieken zakken rond Safiya’s muiltjes getrokken, die niet weg mochten tot ze veilig en wel op het podium stond.
In de auto was Safiya in slaap gevallen. Daardoor had ze niet gezien hoe Project Providence, het sterproject van haar vader, langzamerhand over de horizon was verschenen, als een zonnebloem die met de dageraad openklapte. De bouw was nog niet helemaal afgerond. De toren droeg een kroon van kranen. Betonblokken werden naar boven gehesen en zo was het gebouw elke keer ze het zag net een beetje groter dan de vorige keer. Nochtans, proportioneel gesproken, groeide zij aan een sneller tempo.
Mr. En Mrs. Nardus, die Safiya één keer had ontmoet toen ze nog heel klein was, organiseerden allerlei evenementen in hun grote toren. Op die manier wilden ze het bekend maken bij de simpele burger, dat zij iets fantastisch van plan waren: zij bouwden de grootste toren in de menselijke geschiedenis die alle kathedralen, hangende tuinen en wolkenkrabbers moeiteloos voorbijstak.
De schoonheidswedstrijd trok allerlei types aan. Er waren fotografen met toestellen die bliksem schoten. Er waren veiligheidsagenten met grimassen als een zonsverduistering. Ook waren er moeders, zoals Afsa, die met hun tred hagelstenen afvuurden en in een groepje onderhandelden over waar hun dochter op het podium thuishoorde.
Afsa nam haar dochter bij de hand. Door met haar vrije vinger voldoende in het rond te wijzen en op het juiste moment de naam van haar echtgenoot te laten vallen, had ze het gedaan gekregen dat Safiya in het midden mocht staan, als dochter van de goden met haar entourage van kleine prinsesjes om zich heen.
Voor ze werd achtergelaten op het verduisterde podium, fluisterde Afsa in haar oor: “Je ziet er prachtig uit.”
Tot op dat punt had ze alles voorbij laten gaan als een verwarrende maar tegelijkertijd best amusante droom. Toen de witte spotlichten zich vestigden op haar gezicht, werd ze helemaal wakker. Ze zag het allemaal: de kleine meisjes die zich naast haar verhielden, de bleke gezichten in het publiek, de juryleden die in hun richting loerden. Wat ze niet goed begreep, was dat door de lichten zij veel zichtbaarder was voor hen dan omgekeerd.
Nog voor ze doorhad wat er was misgelopen, observeerde ze de reactie bij het publiek. Handen schoten naar monden, daarna naar smartphones om het tafereel voorgoed vast te leggen. Ergens begon een andere deelneemster, een klein meisje met op haar hoofd een veel te grote diadeem, zachtjes te huilen. Dat was het startschot voor een algemene paniek. Als op hol geslagen shetlanderpony’s renden de kinderen alle richtingen uit. Prinsessenjurkjes scheurden. Kristallen muiltjes werden in het publiek gelanceerd. Onderweg naar hun kroost, vertrappelden bezorgde ouders anderen meisjes, die niet snel genoeg uit de weg waren getrippeld.
In het midden van alles stond Safiya. Met haar lengte torende ze boven de andere deelneemsters uit. Ze had gegrijnsd. Ze had gegromd. De kleine meisjes zouden het hun ouders nooit vergeven, dat ze met beloftes van ongeëvenaarde schoonheid gelokt waren in het hol van een beest.
Safiya stond op het podium als versteend, gefixeerd op de ogen van haar moeder, die de hele kamer waren rondgereisd, maar geen enkele keer die van haar dochter hadden bereikt.


172 centimeter

Ze was afzichtelijk. Niet naar te kijken. Elke keer hij zijn hoofd draaide en het meisje zag zitten, tegenwoordig net zo groot als haar vader, walgde hij van zichzelf. Afsa vond het natuurlijk geweldig. Elke week haalde ze haar gele lintmeter boven, zette ze haar immense dochter tegen de deur en trok ze een streepje. Intussen gebruikte ze een trapje, omdat ze anders niet tot bij het hoofd van haar dochter kon. Het cijfer hield ze bij in een boekje met kolommen, tot op de millimeter nauwkeurig, dat ze af en toe aan de dokters van het instituut toonde.
“Waarom bezoek je hen nog?” had hij haar eens gevraagd.
Per slot van rekening hadden alle groeispecialisten van drie werelddelen aangegeven dat ze helemaal radeloos waren. Iemand die zo schaamteloos de wetten van de natuur, laat staan de wetenschap brak, daar konden ze niets mee. Een van hen, een osteopaat uit Nederland had zelfs het woord ‘onnatuurlijk’ over de lippen laten rollen. Dat had hij beter niet gedaan. Afsa had naar haar hart gegrepen en ondanks het zwarte broekpak, ondanks het bleekmiddel dat ze elke avond in de poriën van haar gezicht wreef, ondanks de nieuwe achternaam, luidruchtig in het Baloetsji gescheld. Ze noemde hem een vieze hond. Een lelijk zwijn dat vast zijn eigen kinderen bepotelde wanneer zijn vrouw even niet keek.
“Die medicijnmannen en tandentrekkers”, antwoordde Afsa “, dachten stuk voor stuk dat Safiya allang niet meer bij ons zou zijn. Ik wil dat ze elke centimeter die ze groeit te zien krijgen. Hopelijk hebben ze dan eindelijk eens door wat voor een fantastisch mirakel onze dochter is. Dit is een overwinning voor ons gezinnetje.”
Maar nu hij op ooghoogte stond van zijn elfjarige dochter, had Reginald het moeilijk deze situatie als een overwinning te verstaan. Natuurlijk had Afsa haar dochter een taart gekocht. En een nieuwe jurk, want de oude was te klein geworden. Op de roze fondant stond in zwierige letters geschreven: “Proficiat, Lieverd! Weer een stapje dichter bij de sterren.”
Zo zag Reginald het helemaal niet. Dit was een gevaarlijk moment in het groeiproces van zijn dochter. Nu ze exact zijn lengte telde, kon ze in zijn ogen kijken en de dingen zien die hij daar voelde voor haar.
Het gebeurde na het feestje dat Afsa had voorbereid. Het kind zat naast hem met door taart besmeurde handen een cadeautje open te friemelen. Haar benige vingers leken wel de slurven van miereneters op zoek naar een lekker hapje in een donkere tunnel. Ze verfrommelde het pakje. Haar handen zo groot als verkeersborden waren niet bestemd voor speelgoed op kindermaat. Hij had het daarover al eens gehad met Afsa.
“Het is wreed dingen te kopen die ze daarna toch kapotmaakt”, had hij enkele maanden geleden net voor het slapengaan gefluisterd, met zijn gezicht in het kussen begraven.
Van zijn vrouw was geen reactie gekomen. Hij dacht dat zij het niet gehoord had. In de plaats schonk ze haar dochter de volgende ochtend een reeks fijne poppen, inclusief minuscule garderobe.
Er was Mishima met rode haren en grote, brave ogen. Alexy was een beetje een deugniet, zijn katoenen gezichtje stond eeuwig op kattenkwaad. Sonja was de jongste van de set. Haar jurkjes waren zonder uitzondering donzig, breed en babyroos.
Zij was meteen Safiya’s favoriet. De rest van de dag rende ze door het huis en vertelde ze aan haar moeder, vader, oppas, iedereen die wilde luisteren wat voor fantastische avonturen Sonja en zij zoal hadden beleefd. Ze viel moe van het spelen op een traptrede in slaap. De pop hield ze tegen haar borst gekneld. Te zwaar om te verplaatsen, had de oppas een deken over haar heen gedrapeerd en een kussen onder haar hoofd geschoven.
Enkele dagen later lagen de geamputeerde armpjes van Mishima in de keuken. De zwarte oogjes van Alexy rolden door het huis. En het tapijt was bekleed met de pluchevoering van Sonja. In elk kiertje, in alle hoekjes van het huis lagen witte wolkjes, het bloed en vlees van de poppen. Haar lichaam was te groot. Ze bezat te veel kracht. De poppen maakten geen schijn van kans dit spel te overleven.
Safiya weende alsof ze echte vrienden verloren had, haar enige. Een hele week lang bleef ze in bed. Afsa had gereageerd door simpelweg een nieuw geschenk uit te zoeken, een robot die algauw onder gelijkaardig terreur bij het grofvuil belandde. De oppas moest met een vuilblik de dynamo’s, antennes en transistors bijeenvegen.
Wat zou het deze keer zijn? Welk hebbeding maakte zijn astronaute van één meter tweeënzeventig vandaag stuk met haar grove ledematen? Terwijl ze op het tapijt strijd voerde met de verpakking, keek Reginald over haar schouder mee. Hij kon niet anders dan staren. Het was betoverend hoe ze te werk ging.
Onlangs had hij via zijn contacten bij Project Providence VIP-tickets bemachtigd voor een optreden van mechanische dinosauriërs. Ter promotie van hun reusachtige toren organiseerden Mr. en Mrs. Nardus allerlei evenementen. Na een decennium van intensieve arbeid stond de toren nog steeds in de stijgers. Er was een groot feest, omdat het gebouw officieel de lengte van de Eifeltoren had voorbijgestoken. Om dit historische moment te vieren hadden ze een hele reeks shows op poten gezet. Prehistorische giganten pasten prima in het plaatje.
Reginald had zijn gezinnetje meegenomen naar de show. Dat had de firma graag. De familie Rich stond op het afgesproken uur in volle ornaat, opgekleed en geschminkt, aan de inkom van het operagebouw. Zoals ze stonden, leek het op een overgang van Reginald naar Afsa, met Safiya ergens tussenin zowel qua uiterlijk als lengte. Ze had de scherpe neus van Reginald, de zachte wangen van Afsa en de lengte van een reus.
Tommy Dardler had de zijne ook meegenomen. Bij de ontmoeting verstopten zijn kinderen zich achter de lange bontjas van hun moeder, zodat enkel hun smalle schoentjes nog zichtbaar waren. Eén paar ballerina’s. Eén paar sneakers. Tommy viste zijn zoon vanonder hun schuilplaats en greep hem bij de schouders. Hij deed dit met een nerveus lachje, een beetje zoals een hond zijn buik en weke delen toont aan een dominanter mannetje. Reginald ontblootte zijn tanden. Vrouw en dochter verdwenen naar de achtergrond. Zij werden afgeleid door Mrs. Dardler, namen en complimenten aan het uitwisselen. Het draaide nu om de twee mannen, die onlangs van status hadden gewisseld, met het jongetje als zoenoffer. Zou Reginald hem verslinden?
Het was een prachtig kind. Verrukkelijk om naar te kijken. Zijn neusje was als zoete drop. Een slakkenspoor van neusvocht stroomde langs zijn lip naar beneden. Reginald haalde een doekje uit zijn borstzak, boog naar beneden, veegde de vuiligheid weg. Terwijl vertelde Tommy in het honderduit. Hij sprak over de lessen Frans van zijn zoon en de hockeywedstrijd die hij onlangs had gewonnen.
“Dat is fantastisch”, herhaalde Reginald telkens weer.
Nu was het aan de kinderen om elkaar te besnuffelen, en het spel van hun vaders te herhalen op kleiner formaat. De Dardlers hadden een cadeautje voor Safiya meegenomen. Een rood pakje met witte bolletjes. Nog een offer voor de papierversnipperaar, bedacht Reginald. Safiya ontving het voorzichtig, maakte een klein buiginkje bij ontvangst. Ze probeerde een gesprek aan te knopen met het dochtertje van de Dardlers. Over een superheldfilm die ze onlangs had gezien, en daarna de paardrijlessen die haar vader haar had beloofd. Het mocht niet baten. De jongen en het meisje bleven uit haar buurt, antwoordden enkel korte knikjes.
Met z’n zevenen zaten ze op het balkon van de theaterzaal. Daar hadden ze uitstekend zicht op de stalen monsters die over het podium paradeerden. Een triceratops raakte in de clinch met een tyrannosaurus. Een kudde iguanodons dronk van een rivier. De kinderen geeuwden af en toe. Reginald Rich had die gewoonte afgeleerd, samen met zweten en uitzieken.
Het was bij de ankylosaurus dat het zoontje van Tommy Dardler plotseling overeind schoot. Het monster was het podium opgerold met een knots aan zijn staart die langzaam heen en weer zwierde. Het leek op een middeleeuws marteltuig tot leven gekomen.
Het jongetje schoot in de lach en riep: “Net Safiya!”
Tommy tikte zijn zoon op de arm. Maar het was te laat. De gehele familie Rich had de opmerking van het kind gehoord. Bij de volgende budgettaire meeting werd besloten dat mijnheer Dardler best beperktere verantwoordelijkheid in het bedrijf op zich nam. Almaar dalende winsten en ontevredenheid bij enkele principiële klanten golden als de officiële redenen. Ingewijden wisten echter dat de vrouw van Reginald Rich achter de schermen heel wat had doen bewegen.
Maar Safiya was inderdaad een ankylosaurus.
Hoe ze dat cadeautje bestormde. Hoe haar ogen altijd ietsje sneller groeiden dan haar oogkassen, als twee stervende sterren. Hoe ze lachte als een paard. Hoe ze huilde als een hond. Hoe ze at als een varken. Het donkere, vettige haar dat uit elke plooi van haar huid verscheen, op de meest onverwachte plekken. Ze was akelig, akelig hoe de mensen soms dachten dat hij de zoon was van zijn eigen dochter.
Het was zoals voorspeld. De tekeningen moesten niet meer ingekleurd worden. Ze had het prentenboekje helemaal verscheurd. Haar handen werkten als de knots van een ankylosaurus.
Ze maakte zich klaar op een huilbeurt. Die kwamen tegenwoordig ook vaker voor. Reginald kende de tekens. Net voor de uitbarsting verkeerde zijn dochter een ogenblikje in totale rust, alsof ze in haar eigen emoties was verdwaald, versteld stond van de ingewikkelde bochten die ze aantrof. Het was op die momenten dat hij haar het meest herkende als een kind van hem. In een verborgen verleden, staarde hij op dezelfde manier naar de rivieren die tijdens het regenseizoen de straten van Karachi schoonveegden van afval, dode dieren en landlopers. De uitbarsting betekende gekrijs, geklop, gesprongen bloedvaten, gescheurde nagels en liters aan tranen. Anees Multani en Safiya Rich verweerden zich op exact dezelfde manier tegen het wiel.
Ze keek in zijn richting.
Het pakje viel uit haar handen. Zijn kille blik had haar versteend. Voor het eerst in haar elfjarige leven, kromp ze ineen. Een zielig bolletje verdriet en teleurstelling. Als een ballon die langzaam lucht had gelaten.
“Kom hier, Safiya”, commandeerde Reginald.
Ze ging op zijn knieën zitten, als een kalkoen op een tenger boompje. Haar gewicht, volgens Afsa’s boekje bij benadering tachtig kilo, deed hem even naar adem happen. Ze moest niet naar hem opkijken, want op deze manier was ze groter dan haar vader. De uitbarsting was halverwege onderbroken. Ze zat gevangen in die subtiele staat van gevoelsverwarring.
“Mijn meisje, mijn zacht, verdomd meisje. Mijn ankylosaurus”, sprak hij met een stotter, “Ze zullen je afgrijselijk vinden. Lelijk. Dom. Een genetische fout. Daarom moet je net als je vader dingen vinden die je waardevol maken. Met geld maakt het niet uit hoe je bent. Luister goed. Zet desnoods die monsterlijke lengte om in poen. Je lichaam is een grondstof en enkel als grondstof zullen ze je in vrede laten leven. Word niet niemand.”
De uitbarsting kwam nooit. Safiya ontsnapte nooit meer helemaal dat momentje van gevangenschap tussen twee fronten, ook al bleef ze groeien.


245 centimeter

Asher Tolbruck, door fans liefdevol Tolney genoemd, had het ergens in zijn loopbaan opgegeven te knipperen. Dat zou hem betrouwbaarder maken bij het publiek. De mannen en vrouwen van Peach County, NE hielden ervan hem recht in de ogen te kijken, groen-blauwig, en verteld te worden dat alles in orde zou komen. Of alternatief dat ze met z’n allen op apocalyptische hagelstromen afstevenden. Vuistdikke ijsklompen die niet alleen auto’s ruïneerden, maar ook een golf van on-Amerikaans gedrag zouden ontketenen bij de jeugd. Partydrugs. Unisekstoiletten. Obscene hiphopclips. Dat was voor donderdagen en vrijdagen. Op maandag ging het wat trager. Dan toverde hij de meest banale individuen uit zijn op maat gemaakte kapsel, zangeressen voorbij hun hoogtepunt, schrijvers van selfhelp-boeken en de piepjonge winnaar van een groot dictee.
“Die massagestoel maakt echt hét verschil, mensen. Mijn vrouw, de schat die ze is, kan dit verifiëren. Ik leed aan de meest vreselijke buikkrampen. We schafte ons de Ultrashock Model 7 aan, en – wauw! – de krampen waren weg. Wat nog meer. Slapeloosheid, weg. Reflux, weg. Platvoeten, weg! Het is de prijs absoluut waard.”
Hij lachte naar de camera, sperde zijn ogen wijd open, groene algen op een helderblauwe zee, geen geknipper.
Het beeld breidde zich uit naar de vrouw die hij te gast had. Tot aan haar schouders paste ze binnen het canvas. Tolney vond het een prachtig effect. Een oplossing was geweest haar stoel enkele meters achteruit te plaatsen, of een bredere lens te gebruiken. Tolney was een artiest. De mensen aan de andere kant begrepen maar half dat wanneer zij hun ogen dicht hadden, hij nog steeds keek, want staren net als knipperen had hij zeer lang geleden opgegeven.
De camera stond veel te laag. Safiya zag dat haar gezicht buiten beeld viel. Ze dook naar beneden. Tolney liet een zucht van blijdschap ontsnappen. Hij op zijn aloude plek, de giraf die kwam piepen. “Hallo, kom je ook eens kijken?” Ze balkte als een ezel.
“Safiya Rich, dames en heren. Ik heb nog nooit zo’n grote vrouw gezien! Ze brak onlangs het record langste vrouw ter wereld, schreef een boek over haar unieke aandoening, en vandaag zit ze bij ons in de studio om een woordje uitleg te geven. Klopt dat?”
Tolney had zich niet bekommerd om audio voor haar. Geen enkele microfoon die ook maar iets oppikte met zo’n lange nek. De afstand was gewoon te groot.
“Kijk nu eens!”
Tolney en de camera, tezamen drie ogen die nooit sliepen, handelden in tandem. Elke reportage, al jaren, was in feite een onafgebroken, passioneel gesprek tussen Tolney en de lens. Met zijn bescheiden één meter vijfenzeventig ging hij naast de giraf staan, die aarzelend uit haar stoel rechtkwam. Nu lukte het de camera wel bij te stellen. Tolney kwam tot haar middenrif, net een kind naast zijn moeder. De neerslachtige schouders van Safiya, hoe ze zachtjes met haar stokdunne heupen wiegde, in dit geval genoot het kleine mannetje de overhand. Hij was intussen aan een nieuwe tirade begonnen. Over hoe zijn grootmoeder zaliger, die trouwe kijkers heel goed kenden, ook een grote vrouw was. “Boven de kookpotten was ze een reus, met haar pollepel als een knuppel om gauwdieven die het gemunt hadden op haar gebak een stevige veeg te verkopen. Tegenwoordig doen ouders dat niet meer. Spijtig, want je ziet het aan de kinderen. Reuzinnen, absoluut fascinerend. Mijn grootmoe deed denken aan een krachtige geiser, warm, overweldigend. Deze vrouw heeft meer weg van een watervalletje uit de regenpijpen van de Empire State Building.”
“Mag ik ook iets zeggen?”, mompelde Safiya vanuit de hoogte.
Er was niet op voorzien. Dit verhaal kende maar één auteur, pretendenten niet toegestaan. Tolney schoof naast haar, rechtte zijn rug en spreidde zijn armen. “Kijk toch eens! Zelfs mijn armspanne, minuscuul tegenover haar, zo’n lange vrouw.” Hij boog door op zijn knieën. In heel Peach County zaten tonnenronde vijftigers verzonken in lederen fauteuils te fluiten: “Zo’n groot vrouwmens.”
“Ik wilde zeggen…”, begon Safiya weer. De dichtstbijzijnde microfoon, tegen Tolney’s borst geprikt, pikte er helemaal niets van op.
“Kijk toch eens! De studio is bijna te klein. En moet je weten, ze groeit nog steeds, dat is het gekste van al. Een overwinning voor gelijkheid, weldra de langste mens ter wereld een vrouw!”
Safiya perste haar lippen tezamen. Met een longinhoud capabel een maxipack Pepsicola weg te werken, bulderde ze door de studio. “Ik wilde zeggen dat mijn boek te koop is in alle grote boekhandels van het land!”
Blauw-groen-blauw-groen, en heel even zag Tolney helemaal niets meer. Het was alsof hij had opgehouden te bestaan. Toen hij zijn ogen terug opentrok, was hij voor honderdduizend kijkers opnieuw Asher Tolbruck, de parvenu die elke ochtend en avond kwam dicteren hoe ze zich moesten voelen, hoe kinderen op te voeden, met welk merk mayonaise te koken. Na twintig jaar had het gesprek tussen de lens en zijn ogen eindelijk een punt bereikt.
“Dat was het voor vandaag, dames en heren. Niet vergeten, voor alles van kramp tot koorts kan je vertrouwen op de Ultrashock Model 7. Nog een fijne avond.”


306 centimeter

Na talloze verschijningen op televisie, een boek dat niet zo heel goed verkocht en een reclamestunt met de kleinste vrouw op planeet aarde, had Safiya eindelijk haar eigen wiel gevonden. De geleerden van de Soqotri madrasa konden het onmogelijk voorspellen. Toch klopten zelfs in dit geval de principes waarmee ze de schedelstapels van Timoer Lenk exponentieel hoger hadden gestapeld. Het wiel voorziet oneindige groei van alles. Het begon met een wereldberoemde producent van reality-tv.
Don Davy, zoals hij werd genoemd, ontdekte Safiya op de Tolney-show uit Peach County, NE. Net als duizenden Amerikanen had hij in zijn lederen fauteuil gefloten: “Wat een vrouwmens!”
Maar, in tegenstelling tot alle andere kijkers, rook hij meteen het prikkelende aroma van geld. Heel veel ervan. Geld ruikt niet naar inkt of papier, zoals mensen van een lager kaliber dan Don Davy misschien veronderstellen. Het ruikt, in werkelijkheid, naar vrouwenzweet, cocktails en de gonzende uitlaat van sportauto’s. Zo had hij het ook aan Safiya uitgelegd. Dat eerste element had hij wel weggelaten, vervangen door een veelzeggend lachje. Ook zij moest op iets uit zijn.
‘Living Large’, heette de show. In twintig afleveringen volgde de camera Safiya langs haar dagelijkse leventje. Het beeld zoomde in op de obstakels die ze zoal ondervond als immens persoon. Allerlei moeilijkheden met familie, vrienden en liefjes. En eindeloze gesprekken met dokters die elke aflevering opnieuw wisten wat er nu écht aan de hand was.
Don Davy was een wijs man. Dit was niet de eerste keer dat hij een ritje nam op het bokkende beest van primetime-televisie. Hij had alle elementen met oog voor detail ontworpen. Vrienden en liefjes waren acteurs, die de missie hadden meegekregen om Safiya te steunen waar nodig, maar vooral enorm tegen te werken. Elke acteur die tijdens een ruzie gracieus een opmerking over haar lengte kon maken, kreeg een groter percentage van de inkomsten. De dokters droegen witte jassen en duur jargon, zodat hun medische dreigementen elke aflevering opnieuw als fatale finaliteit klonken. Nu zou ze pas sterven.
Uiteindelijk werden zelfs Reginald en Afsa Rich vervangen door imitators. Afsa wilde niet meedoen aan zoiets vulgair en Reginald dacht aan zijn carrière. Don Davy besloot van Safiya een adoptiekind te maken bij twee witte ouders, die voor haar hadden gekozen ondanks haar gruwelijke aandoening. Echte engeltjes van mensen. Een IT-specialist en een hobbykunstenares met waterverf. Soms konden ze wat scherp uit de hoek komen. Dat schonk broodnodige diepgang aan hun karakter.
Safiya schitterde. In ‘Living Large’ stond zij in het centrum van het universum. Om haar heen draaiden zielige satellietjes, die enkel en alleen iets te betekenen hadden door in haar buurt te blijven. Haar beste vriendin kreeg mettertijd haar eigen show. Haar adoptiemoeder werd uitgenodigd om waterverf tentoon te stellen in de beste musea van het land. Natuurlijk waren deze schilderijen door Don Davy ontworpen, zodat ze accuraat de innerlijke strijd van het personage weergaven. De drang een goede moeder te zijn. En toch voortdurend teleurgesteld te worden door haar reusachtige dochter.
Met iets meer dan drie meter had Safiya stilaan nood aan een hoger plafond en aangepast meubilair. Don Davy stond er echter op dat alles bij het oude bleef. Telkens ze met een kromme nek door het décor gleed of, beter nog, de poten van haar bed het begaven, keek een miljoen meer mensen.
Op weg naar hun eerste nominatie in Las Vegas had Don Davy een limousine besteld met een luikje in het plafond. Het werd een iconische foto. Alle magazines van het land toonden hoe een mechanische centaur kwam aangereden, het lichaam van een Cadillac, het hoofd van een vrouw.
Dit waren de vier wielen van Safiya. Ze draaien razendsnel, terwijl Don Davy haar een glaasje champagne aanreikte. De foto die toen werd getrokken ving Hans en heks in hetzelfde beeld. Uit het luikje van de limousine verscheen een gemanicuurd handje. Op de palm lag voer om het kind aan te dikken, nog langer te maken. Safiya haalde moeiteloos het record van langste persoon. Reden temeer om nog tien seizoenen van Living Large te produceren.
In seizoen drie verloor ze haar adoptiemoeder in een auto-ongeluk. De faam was naar haar hoofd gestegen. Als professionele kunstenaar in waterverf kon ze het zich niet meer veroorloven met zulk gezelschap op te trekken. Seizoen vijf introduceerde het internet, zodat kijkers elk uur van elke dag hun favoriete vedette konden volgen, via korte filmpjes, virale challenges en een teller die bijhield hoe lang ze exact was, twee updates per dag. Het was nog steeds Afsa die met lint en trapladdertje in de aanslag de metingen maakte. Het maakte haar gelukkig dat op die manier niet enkel de dokters, maar iedereen moest toegeven dat haar dochter een mirakel was, om te koesteren in hun hart.
De teaser van seizoen tien toonde hoe Safiya op het lanceerplatform van Project Providence stond, omhelsd door het tegenlicht van een zomerzonnetje. Het grootste gebouw in de geschiedenis was eindelijk compleet. Het zou bij haar eerste verjaardag de langste persoon op aarde naar de ruimte afschieten. Blijf zeker kijken.
Maar, de wetten van de vooruitgang dicteren dat als ergens een wiel begint te draaien, elders een ander stilvalt. De beurzen hadden eeuwige groei voorspeld. Reginald Rich had eeuwige groei voorspeld. Bij zijn aankomst in de Verenigde Staten had hij resoluut besloten zijn waarde als mens aan die gulden belofte vast te knopen. Nu bleek het een blok beton, waarmee hij in een kolkende rivier werd gegooid.
Het was verraad. Het wiel had gedraaid, daar geen twijfel over. Aan zijn methode was niets veranderd. Hetzelfde kussentje, dezelfde geheimzinnigheid, met bedoeling op het duistere canvas van zijn geest het wiel te projecteren. Het had razendsnel gedraaid, alles verteerd wat ook maar in de buurt kwam. Exact zoals Reginald en zijn klanten het wilden. Maar op een dag van perfect normale omwentelingen bleek de wereldeconomie eigenlijk op rampspoed af te stevenen. Het had moeten stilvallen. Het had haperingen moeten vertonen, tenminste. Niets daarvan. Op Kreta sprong een journalist uit het raam van zijn appartement op de veertiende verdieping, en een dag later bezetten boze meutes de beurzen van New York, Londen en Tokyo. De grafieken, die hij de laatste jaren niet eens meer vastnam omdat zijn wiel zo betrouwbaar was, maakten een duik naar rechtsonder. In enkele seconden tijd was het kapitaal van Mr. en Mrs. Nardus niets meer waard, niet eens het papier van hun rekeninguittreksels. Zij waren gevallen engelen, hun gigantische toren een slechte investering, schulden die in nog geen vijfhonderd levens af te betalen vielen.
Tommy Dardler schudde voor de laatste keer de hand van Reginald Rich. Om zijn lippen speelde een geniepig lachje. Hij haalde zijn portefeuille uit zijn binnenzak en presenteerde Reginald het visitekaartje van een degelijke maar vooral betaalbare advocaat. Reginald bedankte hem. Hij verliet de firma met niets meer dan de kleren die hij aanhad.
Tommy Dardler keek ervan op dat zijn ex-collega helemaal niets had meegenomen uit zijn oude kantoor. Hoe kan je nu slagen als handelsman zonder in een materiële wereld te geloven? Hij bedacht dat alles Oosters nu eenmaal niet voor de beurs was gemaakt, zelfs Reginald Rich niet.
De portretten van belangrijke Amerikanen bleven hangen. De kostuums hield hij voor formele gelegenheden. Maar in het kastje van het bureau vond hij een tapijtje met witte franjes, voorzichtig bewaard achter glas. Hij kon er niets mee, dus legde hij het in de slaapmand van zijn Duitse herdershond. Het dier vond het heerlijk om op textiel te kauwen.


4 meter en 28 centimeter

Uiteindelijk bleek het noodzakelijk in het huis van Reginald en Afsa Rich een put van vijf meter diep te graven, als habitat voor hun dochter. Het idee kwam bij Afsa op toen ze met de dames van het buurtcomité de nieuwe dierentuin van Project Providence bezocht. Het interieur van de toren was ontworpen door wereldberoemde minimalisten. Geen hekken, glazen kooien of heggen in de dierentuin, want dat vergde bijkomstig materiaal. Rommel en rotzooi zoals ze dat in artistieke cirkels noemden.
In de plaats, op de vierentachtigste verdieping, leefden een tiental Afrikaanse olifanten in kuilen die uitgegraven waren in het vloerplan. De bomen in de habitat bestonden uit groene kunststof gerecycleerd uit plastiekflesjes. Echte vegetatie kende te veel nodeloze details, die botsten met de sobere omgeving van de grootste toren in de geschiedenis. Blaadjes met duizenden vertakkingen of vliegjes met op hun vleugels tot in het microscopische geometrische patronen. Pure kitsch. Zo weinig visie. De hele toren stond in het teken van minimalistisch genot.
De vrouwen van het buurtcomité waren op een maandagochtend van hun territorium, de honderdvijftigste verdieping, afgedaald om de dieren te bekijken. Daarvoor hadden ze op voorhand een lift gereserveerd. Met lavendel geparfumeerd, klassieke jazznummers naar keuze en complementaire zitjes voor dames die niet meer goed ter been waren. Waaronder ook Afsa.
Tegenwoordig kroop Safiya als een kind door het huis. Met een lengte van meer dan vier meter lukte het niet meer rechtop te staan. Hoekige ellebogen en geplooide knieën, ze wurmde zich een weg langs het belachelijk kleine meubilair van het appartement. Het huis was een obstakelparcours geworden voor het tienermeisje.
Het ongeval gebeurde toen Afsa op haar buik lag in de sublieme-cobrapose. Safiya kroop voorbij om een drankje uit de keuken te halen. Onnadenkend, met een zwaai van haar rechterbeen brak ze de enkel van haar moeder. Een halfuur lag Afsa te kermen op haar paarse yogamatje. Ze hadden geprobeerd haar overeind te helpen, maar bij elke poging tot aanraking schreeuwde Afsa dat ze haar gerust moesten laten. Na dit incident was geen enkel gebouw groot genoeg voor Safiya om haar schaamte te verbergen.
Die avond stuurde Don Davy een loopjongen om de dagelijkse meting te maken, want Afsa weigerde haar kamer te verlaten, of zelfs naar het ziekenhuis te gaan. Er was er nochtans eentje op dezelfde verdieping, enkele parelwitte gangen verderop.
In haar slaapkamer bouwde Afsa een fort van kussens en lakens, tot ze ook een toren had. Elke ochtend en avond legde Reginald iets te eten op haar nachtkastje, en voor het slapengaan bracht hij haar een glaasje thee afgekoeld tot de juiste temperatuur. Langer dan noodzakelijk bij haar blijven was uit de kwestie. Afsa wilde niemand spreken.
Pas bij de maandelijkse uitstap van het buutcomité verliet ze de burcht die ze uit donsdekens had opgeworpen. Alsof uit een toverlamp opgestegen, stond ze plots in de woonkamer met bruinrode lippen, een lange jurk en een kruk onder haar schouder, handtas in de aanslag. Na Reginalds ontslag moest toch iemand de naam Rich in ere herstellen?
In de lift waren de dames van het comité overgegaan op aanval, nieuwsgierig naar de witte verbanden om Afsa’s enkel. Hun dierbare ondervoorzitster toonde nooit een lichamelijk mankement. Of lichamelijk wat dan ook. Ze boerde niet, haar maag of darmen maakten geen geluid, ze zweette niet, praatte zonder speeksel en bij het eten verdween haar voedsel zomaar, niemand die het kauwproces was opgevallen. Afsa vertelde de dames dat ze haar spieren had verrekt tijdens een te ambitieuze yogapose, en het dus de schuld was van haar instructeur die geen voeling had met het lichaam van een vrouw. “Welke man wel?”, merkte een ouder lid van het comité op. Alle vijftien dames haalden een stoffen zakdoek uit hun handtas om smakelijk te lachen.
Na een tiental minuten reizen met de lift arriveerden ze op de vierentachtigste verdieping. Glazen bruggen doorkruisten de olifantenhabitat. Het was alsof de olifanten niet echt waren, eigenlijk geverfde miniaturen. Soms staken ze hun slurf op, en dan kwamen ze enkele ogenblikken tot leven, om de gasten te vermaken. De dames van het buurtcomité zeilden langs de dieren, wierpen het anker uit bij elk specimen. Hoe gemakkelijk de anders zo woeste creaturen opgingen in het interieur. Als fruit in een stilleven. Dat bracht Afsa op het idee. Tegen de muur van de dierentuin hing een afbeelding van de olifant in haar natuurlijke omgeving. Vieze, harige beesten met vreemde proporties op de verbrande vlakte van de savanne. Het leek een heel ander dier dan de vriendelijke decorstukken in de habitat.
Bij haar thuiskomst trok ze Reginald uit de gastenkamer. De scherpe slaapzweet- en tabaksgeur waaide ze weg. Ze duwde hem zijn telefoon in handen. Met een schorre stem regelde hij enkele bouwvakkers en kocht hij meteen ook het appartement onder het hunne. Een week later hadden ze in hun huis een kuil voor Safiya. Vijf meter diep, acht meter breed en lang. Het was uitgerust met een toilet, wasbakje en lift om voedsel naar beneden te laten. Met een trapladdertje werd Safiya elke dinsdag en donderdag enkele uren vrijgelaten om nieuwe episodes voor Living Large te filmen, met Don Davy. Verder bleef ze beneden, plotseling in de grond gezakt.
Afsa zat op een stoeltje naast de habitat. Ze had een lintmeter naar beneden gerold en noteerde vervolgens tot op vier cijfers na de komma correct de nieuwe lengte van haar dochter, 4 meter, 28 centimeter en 16 millimeter. Een viertal millimeter langer dan die ochtend. Geen probleem. Geen enkel probleem. Als ze zo bleef groeien, dan kochten ze simpelweg nog een appartement onder hen om de kuil te verdiepen. Living Large bracht genoeg op om eindeloos uit te breiden. Met een gerust hart kon Afsa toekijken hoe haar dochter bleef groeien.


6 meter 75 centimeter

Langs de kille, metalen goederenlift van Project Providence keerde Safiya terug van de set. Don Davy had dat zo geregeld, zodat zijn vedette geen onnodige aandacht moest verdragen. Daarnaast had ze allang de limieten van personenliften overschreden, zelfs die van de geparfumeerde premiumliften. De olifanten in de dierentuin waren via dezelfde weg naar boven gebracht, dus moest het wel werken voor een mens met het gewicht van een mastodont.
Op handen en voeten kroop ze door de gang van hun verdieping, voorzichtig onderweg geen bloempotten of postbussen mee te sleuren. Het was haar moeder die de deur opende. Een nieuwe glimlach van melkwitte tanden verraadde dat er iets mis was. En, inderdaad, toen Safiya haar armlange tenen neerliet in de kuil, merkte ze meteen dat haar hoekje dieper was dan die ochtend. Ze schatte met een meter, maar zeker wist ze het niet.
Met het groeien waren alle lengtes vertroebeld. Armen die voordien twee meter lang waren, telden er plots drie. De mensen rondom haar maakten zich grote zorgen om haar lengte, nog niet het minst vader en moeder Rich, maar vanuit haar ogen bekeken leek het alsof alles en iedereen voortdurend kromp.
Het plafond van hun appartement zakte langzaam naar beneden. Het leek alsof elke dag kopjes, borden, bestek, schoenen, handdoeken en zo meer ingewisseld werden voor identieke exemplaren die een stukje kleiner waren. Onlangs paste haar vinger niet meer in het oor van haar favoriete mok. Op de zijkant glom de speelse glimlach van een cartoonkitten, met daaronder de woorden: ‘You are purrfect.’ Het was een cadeau van haar vader, gekocht na hun enige bezoek aan het pretpark van Project Providence. In een impuls had ze het gekrompen kopje tegen de muur gesmeten. De scherven had ze snel onder de kast geveegd, zodat haar moeder het niet zou vinden.
Want ook haar ouders werden steeds kleiner. Ze herinnerde haar vader als een man die altijd een enorme projectie met zich meedroeg, dure kostuums, zilveren accessoires en een boek over blockchain dat hij nooit las, maar wel bijhad, voor het geval dat. Tegenwoordig kwam hij niet uit pyjama’s, en het enige wat hij bijhad was een onfris luchtje.
Zelfs Project Providence had wat van haar innemende lengte verloren. Het voelde alsof de kathedraal boven haar hoofd langzaam doorboog onder het gewicht van de jaren. Het gebouw lag al heel wat minder dicht bij de sterren.
Enkel de put groeide tezamen met haar. Telkens ze met haar ogen boven de rand kwam te steken, verstomde haar moeder, werd ze door haar genegeerd tot de kuil een eindje dieper was geboord. Stiekem, terwijl Safiya op de set was, alsof ze niet zou doorhebben dat ze plots meer ruimte had.
Ze had nochtans zó geprobeerd deze kooi van haarzelf te maken. Er waren gordijntjes geïnstalleerd. Bij wijze van privacy. De bedrukking van de gordijnen was om de maand veranderd, afhankelijk van hoe de wind waaide in haar tienerbrein. Van kleine aapjes tot kuikentjes, daarna zonnebrillen in hartjesvorm en volle, rode lippen, een omweg langs doodshoofden en metal-liedjesteksten, dan terug naar kuikentjes. Tot ze zich tevredenstelde met een knalgeel paar, dat intussen oranje uitsloeg. Het meubilair in haar ondergrondse kamertje leed onder de vele verbouwingen. Kastjes braken, behangpapier scheurde en voorwerpen die vielen konden nooit meer opgepikt worden, omdat haar vingers te groot waren. In de hoeken van de kooi ontsproten afvalbergen van voorwerpen die ooit dierbaar waren. Daarom hield ze het tegenwoordig bij de meest simpele dingen. Een groot zeil om onder te slapen en een dertigtal kussentjes die het geheel wat zachter maakten.
Haar leven in Living Large bestond uit fantastisch avontuur. Ze reed op een olifant door de Grand Canyon, hielp in een bedrijf dat daken reinigde en vocht met imaginaire vriendinnen om de mooiste mannen. Maar, eigenlijk, elke thuiskomst opnieuw bleek alles eeuwig te krimpen en te vallen.
Tot de laatste val, die het doek helemaal naar beneden bracht.
Op een nacht verscheen haar vader vanuit zijn slaapkamer. Dat deed hij wel vaker nadat zijn vrouw was gaan slapen, om nog snel iets te koken of fastfood te bestellen bij het burgerrestaurant twee verdiepingen verderop.
Gekleed in een lang, zweterig slaaphemd doorzocht hij de kasten van hun keuken. Safiya bespioneerde hem vanuit haar kuil. Op de tippen van haar tenen kon ze net tot bij de rand. Met elke beweging die ze maakte, kraakten de vloeren, plafonds en raamkozijnen van het minuscule appartement. Het geluid onderbrak Reginald Rich in zijn zoektocht naar zoetigheid, waarschuwde hem dat zijn dochter hem in het oog hield. Haar zwarte, appelgrote ogen glinsterden in de nacht.
Safiya vermoedde al langer dat haar vader aan hoogtevrees leed. De eerste weken na hun verhuis naar de honderdvijftigste verdieping van Project Providence bleven de gordijnen gesloten. Hij tolereerde slechts enkele spleten, die rond de middag een smalle straal zonlicht doorlieten. Daarnaast wandelde hij altijd met een wijde boog rond de kuil in zijn appartement, alsof dat gebied was afgestaan aan de buitenlucht.
Behalve die avond. Die avond maakte hij een uitzondering. Hij kwam bij haar zitten, met zijn benen over de rand, na eerst enkele ogenblikken in de duistere diepte van haar kamertje gestaard te hebben. Safiya wachtte tot hij zou beginnen te spreken.
“Ik kon je moeder niet stoppen. Ze doet maar wat.”
“Ze wil enkel het beste voor mij”, antwoordde Safiya.
Hij klikte een blikje bier open en plaatste het tegen zijn lippen. De aluminiumverpakking blonk, waardoor hij zuiver maanlicht leek te drinken. Hij staarde afwezig naar zijn dochter in de put.
“Weet je, ze hebben het allemaal verkeerd. Don Davy met zijn reuzenpraat. De eindeloze vergelijkingen met giraffen en eikenbomen en lantaarnpalen. Ze begrijpen jou niet. En je moeder die gaat dikwijls naar olifanten kijken voor inspiratie, ook al heb je niets in het gemeen met die beesten. Zij begrijpt het nog minder dan de anderen. Je hebt het meest weg van een spin.”
“Een spin, papa?”
“Kijk toch hoe je daar zit, hoe je door het huis beweegt. Met je ellenlange armen en benen ben je net een spin die zich verschuilt in smalle, donkere groeven. Jij bent iets groot dat eigenlijk klein had moeten zijn. Dat is waarom ze ervan houden naar jou te kijken, zodat ze daarna kunnen wegkijken, in walging.”
Safiya dook terug in de duisternis van haar ondergrondse kamertje.
“Jij was het die me vertelde dat ik mijn lichaam moest omzetten in geld.”
“Ongetwijfeld het beste advies dat iemand je ooit gaf.”
Uit de hoeken van haar kuil greep ze een handjevol souvenirs, smeet de rommel richting haar vader. Een plastieken schedel, een vijftal magazines en een Oscar voor beste actrice in een reality-reeks kletterden tegen de vloer van het appartement.
Reginald Rich sprong overeind. Zo vanuit de kooi bekeken, zijn silhouet strak omlijnd door het witte licht van de vollemaan, zwommen heel even tezamen de organen en ledematen van die geniale marktanalist uit vergane tijden. Door de plastieken knopjes van zijn nachthemd leek hij opnieuw een kostuum te dragen. Zijn gebalde vuisten herinnerden aan de onbekende migrant die jarenlang terreur had neergeregend op de beurzen, gevreesd door speculanten en arbeiders op de rand van werkeloosheid. Met zijn rechte rug was hij een veroveraar zoals in de gedichten die Afsa soms in haar eentje las. Een duivel. Een titaan. Nu slechts een vierde van de lengte van zijn dochter.
En de volgende namiddag lag Reginald Rich in Safiya’s kuil. Bij haar thuiskomst van de set stond de gang van hun appartement in lichtelaaie, met rood licht, blauw licht en het gekrijs van hun schoonmaakster. Gesprongen. Gestruikeld. Niemand die het echt wist. Het vergde een korps van twaalf brandweermannen om het geplette lijf van haar vader uit de put te hijsen. Hij werd meteen overgebracht naar het ziekenhuis op dezelfde verdieping.


14 meter

Bij meter veertien werd Safiya een schoonheid.
Het gebeurde niet zo lang nadat haar vader in een robot veranderde. De ontwerpers van Project Providence hadden medische technologie heruitgevonden, zodat ook de ziekenhuizen, rustoorden en kerkhoven in de toren minimalistisch waren.
Na zijn val genoot Reginald Rich de meest stijlvolle behandeling in de hele wereld. Uit zijn keel gleed een tube van geribbelde kunststof, die naar zijn lichaam gezonde lucht bracht. Zijn bloedvaten liepen naadloos over in een spinnenweb van fijne draadjes. Machines die zijn hersenen stimuleerden met elektroshocks, droegen ook wat van zijn bewustzijn mee. Reginald’s gedachten kronkelden langs koperdraad, reisden tussen transistors, vielen te programmeren tot orgastisch plezier of gloeiendhete pijnprikkels. De rompslomp van complexe ervaringen was vervangen door een inputbord met groene en rode knoppen, positieve en negatieve sensaties.
Maar, de écht grote minimalistische geneesheren begrepen dat stijl niet enkel toevoegen is. Stijl is wegnemen. Stijl is uitgommen. Daarom dat onder de lakens Reginalds benen ophielden te bestaan. Die kitscherige warboel van zwarte haartjes, gladde huid en moedervlekken, na de val versnipperd als gehakt, waren geamputeerd tot aan de knie. Het maakte hem een stuk netter.
Wegnemen was de leuze. Uitgommen de beste praktijk om schoonheid te creëren. In het appartement van Project Providence was geen plaats meer voor Safiya. De dames van de honderdvijftigste verdieping hadden een petitie gelanceerd om haar te verwijderen uit het gebouw. Zelfs haar moeder had het getekend. Zelfs Don Davy had het getekend, al had die andere plannen met haar.
Vanaf seizoen twaalf van Living Large bleken kijkers niet meer geïnteresseerd te zijn in het intieme wereldje van Safiya Rich. Om zoiets groot als zij in beeld te brengen, moest je uitzoomen.
Safiya verhuisde naar het enige national park in de staat Nebraska, het paradijselijke New Sicily. Op de steppes van het park zwierven ooit de grootste zoogdieren die moedertje natuur had voortgebracht. De wortels van de groene loofbomen priemden langs de karkassen van grondluiaards. Oude rivierbedden droegen de littekens van prehistorische oorlogen tussen cyclopen. In de rotswanden waren gegrift de geschubde afdrukken van vissen zo groot als vrachtwagens. Het was de perfecte plek voor Safiya.
En, het was in New Sicily dat de spinachtige puber een schoonheid werd.
Don Davy had een nieuw kanaal opgericht. Tegenwoordig regisseerde hij een serie die dappere avonturiers volgde in hun zoektocht naar monsters, uitgestorven diersoorten en geesten. Safiya was alle drie tegelijk. Haar lengte, haar innemende gestalte viel niet te begrijpen langs de wetten van de wetenschap. Ze was een sasquatch die kampeerders rondom hun kampvuur de stuipen op het lijf bezorgde. Ze was de droevige dochter van een zelfmoordslachtoffer. Door haar vloek was in Project Providence een elektricien in de schacht van een lift gestort, en twee kleuters tijdens het spelen door het venster gevallen, van de tweehonderdste verdieping naar beneden. Hun lichaampjes werden nooit teruggevonden. Volgens sommigen waren ze onderweg in duiven veranderd. Anderen zeiden dat na zo’n lange val van de kleine lichaampjes enkel microscopisch kleine scherven konden overblijven, en ze dus wel ergens aan de voet van de toren lagen.
De vier paranormale onderzoekers van Don Davy reden gewoonlijk met hun busje tot aan New Sicily, om zich met verrekijkers te verstoppen in boomhutten of infraroodcamera’s te installeren tussen de varens. Meestal hadden ze een das te pakken, of een poema, maar soms kregen ze een glimp te zien van Safiya. Een voetafdruk van anderhalve meter. Of een hand dat heel even in beeld verscheen, alvorens de camera connectie verloor. Dan braken de avonturiers uit in luid gejoel.
Ze was een schoonheid.
De zeldzame foto’s die van haar genomen waren door de paranormale onderzoekers onthulden wat zij zelf niet wist. Nergens in het park was een meer groot genoeg om haar evenbeeld op te vangen. Kleren pasten haar niet meer. Het enige wat ze had ter bedekking was een lange maan van zwart krulhaar, dat in het zonlicht neigde naar donkerpaars. Met het groeien hadden haar lichaamsmaten de juiste proporties benaderd. Er viel een nieuwe exponentiële grafiek te tekenen, met de asymptoot gelijk aan de gouden curve, van de ronding in haar rug tot de mooie zwellingen van haar biceps en hamstrings, en hoe alle haartjes op haar benen in dezelfde richting stonden. Safiya’s lichaam was als dat van een dier geworden, niet meer los te maken van de klimopstengels die zich om haar scheen wikkelden, of de zwarte beren die ze verjoeg door boomstammen uit de natte aarde te trekken.
Ze was het mooist wanneer ze rende. Vrij over de vlakte van New Sicily. Haar hele lichaam in beweging, bloedvaatjes die pompten, spieren die opspanden en losgaven. Ze boorde zich door de tijd en in de lengte. Elke dag groeide ze meerdere centimeters.
Haar schoonheid trok fruitvliegjes aan. Kleine kereltjes die in harnas over de heuvels kwamen gereden om hun kans te wagen bij het meest mysterieuze creatuur op planeet aarde.


22 meter

Geoffrey Dardler at niet, hij consumeerde. Hij had een paar stevige wandelschoenen gekocht. De zool was aangepast om door het laagveen te waden, het omhulsel van bizonleder om de meest stugge bodembegroeiing met gemak te vertrappelen. Verrekijker om zijn hals, wandelstok in de hand en veters dichtgeknoopt, sloeg hij zich een weg door de moerassen van New Sicily. Elke meter vooruitgang openbaarde nieuwe soorten fauna en flora, die zich lieten lezen als een boek, want Geoffrey had ter voorbereiding enkele gidsen geconsumeerd. Blaadjes die naar beneden dwarrelden waren bedrukt met Latijnse namen. Rupsen in het hoge gras krulden zich bij het kruipen in zwierig cursief. Zijn ogen dansten van soort naar soort, op zoek naar die ene zonder naam, zonder ingebouwde tekstuele informatie. Het wezen, de vrouw, het meisje dat hij jaren geleden aan de kant had geschoven als een misvormde engerd, een ankylosaurus, maar nu op een afstand adoreerde.
Het begon bij een verveelde zapsessie. Geoffrey Dardler consumeerde alles wat zich voor zijn ogen bewoog. Muziek verbrokkelde hij in individuele noten, om gemakkelijker door te slikken. Van videospelletjes versneed hij de bytes als een fruittaart. Films werden scènes, daarna bevroren beelden, klaar voor zijn keelgat.
Deze eindeloze consumptie botste op een gigantische vrouw. Zij verscheen in stukjes en beetjes. Een voet die zich op de lens plantte. Fruitafval weggesmeten na een schrokbeurt. Een schaduwachtige figuur, zelfs vanop die afstand duidelijk perfect gevormd. Voor het eerst wilde Geoffrey het hele plaatje, in plaats van snel verteerbare fragmenten.
Al kauwend op energiebars en gelatinebeertjes, sloeg hij zich een weg door het moeras. Op internetfora circuleerden geruchten dat de mysterieuze reuzin van New Sicily zich soms begaf naar een lange trog op het steppeland. Het stond daar oorspronkelijk om bizons te voederen tijdens hittegolven. Tegenwoordig lieten mensen er fruit, groenten en tuinafval achter voor de reuze vrouw. Het was een pelgrimsoord geworden voor jongeren die in de desolate wildernis zochten naar goden en godinnen, die in schaduwrijke grotten mediteerden om de geesten van de Apache te ontmoeten.
Geoffrey ging gehurkt zitten in het hoge gras. Vanuit zijn trekkersrugzak haalde hij een banjo tevoorschijn, die hij meteen begon te spelen. Het waren korte deuntjes. Nog voor het refrein echt op gang kwam, brak hij de liedjes af. Na gemiddeld zeven seconden vervloog zijn aandacht naar een ander nummertje. De vogelbevolking van New Sicily werd overstemd door een experimenteel stuk, opgebouwd uit de eerste noten van reclamespotjes, volksliederen en allerlei introliedjes.
Toen hij de eerste zeven noten speelde van een symfonie oorspronkelijk gecomponeerd voor de officiële opening van Project Providence, ontstond er commotie op de achtergrond. Uit het woud doken fragmenten op. Een naaldboom die schudde als bij een aardbeving. Een rookpluim van kraaien, onder gekrijs opgestegen. Geoffrey speelde de noten opnieuw. Een evacuatie vond plaats. Vanuit het woud kwam gerend een horde aan wezens, eekhoorns, vossen, dassen, konijnen, lynxen en een hert dat plotseling uit de struiken sprong en bijna over de trog struikelde. Geoffrey speelde de noten opnieuw. In het gebladerte van de bomen verscheen de kruin van een groot dier. Een wandelende treurwilg met zwarte krulharen. Ze kwam steeds dichterbij. Geoffrey speelde de noten opnieuw. Zijn hart klopte intussen op hetzelfde ritme als de symfonie, want zij was gekomen. Safiya Rich, de reuzin van Don Davy, de schoonheid van New Sicily. Ze bleef staan op vijftig meter afstand, als een roofdier dat voorzichtig observeerde wat zoveel lawaai had gemaakt.
Geoffrey Dardler liet zijn banjo vallen. Hij zonk neer op zijn knieën. Alle fragmenten tezamen waren overweldigend, moordend voor zoiets klein als hij.
De kleine haartjes tussen haar wenkbrauwen wierpen een mysterieuze schijn op haar gezicht, alsof achter haar ogen een duister frontier wachtte op een conquistador. Als veroveraar zou hij eerst langs haar benen moeten klimmen. Voorzichtig niet tussen haar dijen te vallen. Want daar kon zij hem verpletteren tussen haar spieren, omhelzen tot zijn geest helemaal in haar hitte oploste. Voorbij dat obstakel had hij de scherpe kalligrafielijnen van haar buik en borsten als steun, om tot bij haar kaken te geraken.
Hij kon haar vertellen dat ze al eens ontmoet hadden. Hij kon zeggen dat het hem speet haar met een ankylosaurus vergeleken te hebben, al die jaren geleden. In de plaats speelde hij muziek.
Net als een vogel die de tanden van een krokodil schoonhoudt, danste hij om haar heen. Dit vergde het uiterste van hem. Met elke stap die Safiya nam, had hij tien meter te overbruggen van platgewalste natuur, met bomen die onzeker wiebelden en gruis dat in zijn ogen stoof. In de nacht, wanneer ze zich neerlegde in een nestje van tuinafval, wilde hij tegen haar aanliggen om het warm te hebben. De eerste poging daartoe had hem een brandwonde opgeleverd die prikte tot de huid loskwam. Met het groeien was ook haar lichaamstemperatuur gestegen. Elke nacht legde Geoffrey zijn handen op haar huid, totdat het te heet werd. Verbonden met haar bruiste in hem een storm van stukjes en beetjes, opgedaan na een leven van ongeremde consumptie, die plotseling als een puzzel in elkaar klikten. Het had allemaal tot dit gediend. Tot deze liefde tussen held en reuzin.
Vanuit Safiya’s ogen bekeken, tweeëntwintig meter boven de grond, was Geoffrey Dardler een klein, vervelend mannetje. Een mug die elke nacht bij haar bloed zoog. Hij jeukte en zoemde met zijn banjo.
Het was niet de eerste keer dat een fan van de show de grenzen van het scherm overtrad om bij haar te zijn in het echt. De meeste van deze indringers amuseerden zich enkele uren met haar te achtervolgen in de wouden en moerassen van het park. Daarna, onvermijdelijk, begonnen ze zich te vervelen.
Enkele weken geleden werd ze bedreigd door een paramilitaire bende. In een rivaliserende televisieserie beweerden mannen in camouflagekledij dat ze haar hoofd als jachttrofee op de muur van hun clubhuis zouden monteren. Het was een oorlogsverklaring. Achter de schermen vonden er schermutselingen plaats tussen de tv-crews. Don Davy’s paranormale onderzoekers traden ook op als wildconservators en persoonlijke knokploeg. Camera’s kregen de vuist. Acteurs sleepten elkaar bij het haar door het zand. Een styliste verdween, dook pas enkele jaren later terug op als Yoricks schedel in een verfilming van Hamlet.
Don Davy had een monopolie op Safiya. Met klein grut als Geoffrey Dardler moeide hij zich niet. Zij verdwenen vanzelf wel.
Toch was deze parasiet speciaal. Hij dacht misschien dat ze hem niet herkend had. Maar helaas voor hem had Safiya’s brein kamers op overschot om elke gezicht te catalogiseren, elke stem te archiveren. Deze jongeman met zijn vraatzucht was de zoon van Tommy Dardler. Zelfs op elfjarige leeftijd had ze gezien hoe haar vader het kleine jongetje had bekeken. Zo’n bemoedigend glimlach, het viel in niets te vergelijken met de verdwaalde uitdrukking waarmee hij gewoonlijk door hun appartementje in Project Providence rondliep.
Haar comateuze vaders droomzoon was verliefd op haar, of ten minste op het idee van haar. Ze liet hem begaan, voor nu.


33 meter

Waarom kwam hij niet meer?
Safiya kon zich niet meer voor de geest halen wanneer die vraag voor het eerst bij haar binnensprong. Misschien dat helemaal in het begin, het niet meer was dan een fluistering in het stugge gebladerte van de beukenbosjes, een gesprongen snaar op Geoffrey’s banjo, en pas veel later was opgezwollen tot een vraagstuk dat haar in de nacht wakker hield, in de dag slaperig maakte. Waarom kwam hij niet meer? Het was een belofte niet nagekomen, contractbreuk bovendien.
Ten minste vier maanden, zolang was het dat ze de fijn-geparfumeerde verschijning van Don Davy niet meer gezien had in het park.
De reuzin van New Sicily had zo haar eigen routines. Elke ochtend beklom ze het hoogste punt van het park, bestaande uit haaientand-rotsen die naar het binnenland van het continent waren gedreven toen alles nog water was. Safiya gebruikte de versteende chitineschilden van trilobieten als steun om de scherpe spits te bereiken. Elke keer ze het probeerde, ging het gemakkelijker. Zij groeide. De rotsen verzonken langzaam in de aardkorst.
Bovenop de dwaalstenen had ze uitstekend zicht op het park, tot aan de snelweg die het gebied omgordende. Zo had ze gezien dat elke dag de bomen verder verschraalden, en het verkeer geleidelijk aangroeide tot het park meer leek op een geëlektrificeerde gevangenis. Van Don Davy, niet het minste teken.
Zijn handlangers waren nochtans overal. De paranormale onderzoekers stonden met hun gecamoufleerde kampeerwagen wat verderop geparkeerd. De groene legervesten die ze droegen, de verrekijkers en de camera’s die ze achter artificiële vegetatie verstopten, dat was fantasie voor de kijkers. In het contract dat ze had getekend bij Don Davy’s productiehuis stond in zeer duidelijke termen wanneer ze haar mochten observeren, en wanneer niet. Ook was aangegeven welke camera’s ze mocht vernielen, en welke te duur waren voor zo’n brutale vertoning van crypto-zoölogisch geweld. Het was allemaal door Don Davy uitgedacht, tot in de fijnste details. Hij had persoonlijk elk aspect van de show aan haar uitgelegd. Toen de eerste afleveringen de wereld werden ingestuurd, projecteerde hij voor haar in het groot op de dwaalstenen het resultaat van hun gezamenlijke arbeid, zodat ook zij kon bewonderen hoe vier hyperactieve pseudowetenschappers de bossen afspeurden op bovennatuurlijk leven. Een vergeten tak van de menselijke evolutie. Een ankylosaurus die ondanks een tiental uitstervingsgolven staande was gebleven.
Waarom kwam hij niet meer? Wat deed hij dat zo belangrijk was, dat hij zijn vedette, zijn grootste ster niet meer bezocht? In een wereld van groeizucht was Don Davy de enige die een perfect cirkelvormige leefstijl beoefende. Elke jaar trouwde hij met een andere vrouw en werd hij opnieuw trotse vader, van een zoon, een dochter, een tweeling. En tegen de winter was het gezinnetje recht door het midden gespleten.
Hij had het druk, maar dat had hem voordien nooit verhinderd. Ten tijde van Living Large liepen er wel negen rechtszaken tegen hem, voor plagiaat, uitbuiting van zijn arbeiders en realityshows die geen enkel taboe ongemoeid lieten. Destijds was hij er altijd bij toen het aan haar was op set te verschijnen. Zijn ogen, blauwe parels op het zwarte vizier van zijn zonnebril, lieten haar niet los, omgaven haar met een aura van onaanraakbaarheid. De cameramensen, de stylisten, de andere acteurs vroegen altijd uiterst beleefd hoe haar weekend was geweest en of ze nog een kopje koffie wilde, of misschien een koekje. Ze wisten heel goed dat in haar immense lijf een stukje Don Davy schuilging.
Terugkeren naar huis deed ze met hem. Daarvoor had hij speciaal een zwarte bestelwagen aangekocht, met alle faciliteiten die een meterslange puber maar kon bedenken: karaokemachine, gekoelde drankjes en een catalogus van gloednieuwe films die het grote publiek nog niet te zien gekregen had.
Met haar verplichte verhuis naar New Sicily was Don Davy een fervente wandelaar geworden, de soort vijftiger die op een zondagochtend niets liever deed dan op zijn eentje ongerepte natuur verkennen. Honkvast als hij was droeg hij elke wandeling dezelfde cowboyhoed en zwarte bontjas.
Zo af en toe, om hem te plagen nam Safiya hem vast bij de kraag, zoals een hond met haar tegensputterende kroost, en zette ze hem terug neer op de tak van een dennenboom. Op die manier konden ze elkaar in de ogen kijken tijdens het spreken. Bovendien was het onmogelijk voor hem te vertrekken, zonder eerst haar toestemming te smeken. Dat maakte ze graag duidelijk door onaangekondigd in het midden van een zin haar rug naar hem te draaien, alsof ze elkaar toevallig waren tegengekomen in de supermarkt en ze nu echt verder moest. Het gezicht van de legendarisch producer leek ontworpen om magazinecovers te decoreren, zijn stem gecomponeerd om bitse opmerkingen te maken tijdens gala’s, behalve dan wanneer hij stuntelig op de tak van een dennenboom naar Safiya greep, bevreesd om alleen achter te blijven in het woud.
Waarom kwam hij niet meer?
Het enige gezelschap dat ze nog had, behalve dan de camera’s en de gecamoufleerde bestelwagen, was Geoffrey Dardler. Het kleine mannetje veronderstelde dat niemand op de hoogte was van zijn aanwezigheid aan haar zijde. Vanzelfsprekend hadden de handlangers van Don Davy een gps-chip niet groter dan een teek ingeplant achter zijn oor, terwijl hij aan het slapen was. Kijkers betaalden premiumprijzen om kleine beetjes van Safiya te zien. Het getokkel dat Geoffrey voortbracht op zijn banjo mocht de opnames niet vervuilen, want aandachtzieke muzikanten waren er al genoeg, en daar werd over het algemeen gesproken veel minder voor gevraagd.
“Waarom komt Don Davy niet meer?”
Dat is wat ze met behulp van een vermolmde beukenbast die ze had aangescherpt, kraste op de krijtwand van de dwaalstenen. In het groot. Zelfs voor haar groot. De nieuwste aanwinst van de paranormale detectives, een helikopter waarmee ze het park van bovenaf surveilleerden, zou het ongetwijfeld in beeld brengen, versturen naar miljoenen kijkers. Overal zouden mensen versteld staan dat de reuzin van New Sicily de naam kende van haar producent, nog meer dat ze geletterd was. Zelfs Geoffrey stond versteld over dat laatste feitje. Enkele meters terug was iedereen vergeten dat ze eigenlijk auteur van kinderboeken wilde zijn wanneer ze groot werd. Ooit was dat een belangrijk plotpunt van Living Large, meer bepaald het vierde seizoen.
Het wakkerde een heleboel complottheorieën aan, die de kijkcijfers de hoogte injoegen. Het werd de winter van Safiya. Een winter waarop de hele wereld zich moest afvragen of er buiten de fijne kringen van echte mensen nog beschaving mogelijk was.
Don Davy bezocht het park nooit meer.


41 meter

Safiya doopte haar vinger in een badkuip tot de rand gevuld met inkt en plaatste haar afdruk op een canvas, naast de minuscuul gedrukte bepalingen van het contract. Een allegaartje van diplomaten, milieuactivisten en vertegenwoordigers van mijnbedrijven applaudisseerden. Meteen daarna volgde de meest vreselijke ervaring van haar leven.
Ze werd verdoofd met een driedubbele dosis olifantenmedicijn. New Sicily daverde voor de laatste keer toen ze op de grond viel. Door de klap verloren in een straal van twee kilometer bomen hun bladeren, bloemen hun bloemblaadjes, konijnen hun snorharen. Het was alsof de inwoners van het park zuchtten na al het misbruik dat ze hadden doormaakt. Net toen ze dachten dat grondluiaards en autostrades écht wel het ergste waren, kwam Safiya Rich bij hen wonen. Tot dit contract, natuurlijk.
Want enkele uren later ontwaakte ze in het ruim van een olietanker, vastgebonden aan haar polsen en enkels. Het enige licht kwam van enkele rode ledlampen die de locaties van brandblusapparatuur aangaven.
Toen ze merkte dat ze niet kon bewegen, sloeg ze haar lichaam in het rond. Voor de schippers bovendeks was het een aardbeving die hen op handen en voeten dwong. Maar nadat ze zich moe had gevochten, kwam ze tot rust. Ze besefte dat hier in het donkere ruim van de olietanker, ze voor het eerst sinds haar geboorte niet geconfronteerd werd met haar lengte.
Alles was juist perfect. Niet te klein. Niet te groot.
Nu ze meer dan veertig meter telde, van kop tot teen, was zelfs New Sicily te beperkt voor haar. Met haar gigantische voeten bedreigde ze de fauna en flora van het park. Hippies die van haar hielden veranderden in vijanden. Ze was bloedmooi. Ze was moedertje natuur tot cultuur gekomen. Toch, tegenover de poppenoogjes en kastanjebruine vacht van de Amerikaanse wezel, wiens habitat ze zonder te weten gebruikte als slaapkamer, badkamer en keuken, kon ze niet winnen. Dus werd ze verbannen.
Ze genoot van de stilte in het ruim, het constante ritme van golven die zich tegen de stalen wand van het schip wierpen. Het hypnotiseerde haar tot zachte mijmeringen over alles wat verlopen was. De val van haar vader, het verraad van haar moeder.
Ze voelde zich werkelijk aan zee, voor het eerst. Daarvoor had ze enkel het artificiële indoor-strand van Project Providence ervaren, dat zandkorrels had vervangen door het meer minimalistische styrofoam.
In het midden van de Atlantische oceaan maakte het niet uit wie ze was of hoe groot. Net als alle mensen was ze een druppel in de zee, een korreltje op het strand. Enkele meters langer dan de rest veranderde niet dat ze als mens klein en betekenisloos stond tegenover de harstslag van deze oceaan. Hier was ze thuis. Eb en vloed moeiden zich niet met haar groei. In de oceaan zwommen walvissen, inktvissen en palen die langer waren dan zij. Het was er traditie gigantisch te worden. Ze ademde op het ritme van de golven. Als enkel staal en olie en arbeid niet bestonden, dan dreef ze zonder barrières op de zee. Complete rust.
Dat is, totdat een al te bekende stem weergalmde door het ruim.
“Je bent wakker!”, piepte Geoffrey.
Dit schip werd door ratten gebruikt om de overtocht te maken. Het kleine mannetje verstoorde de duisternis met het priemende licht van een zaklamp. Hij ging zitten aan haar tenen. De touwen om haar polsen en enkels maakten dat ze niet kon wegkijken, haar oren onmogelijk kon afdekken. Hij was twintig keer kleiner dan zij. Desondanks had hij haar volledig in bedwang.
“Kijk toch. Het is mij gelukt. Ik ben bij je!”, raasde Geoffrey. “Arme Safiya. Zo alleen in deze duisternis. Niet gevreesd. Ik wijk niet van je zij. Altijd en eeuwig de jouwe. Mijn hart bonst. Nee, mijn stem staakt. Mijn schone meid. Het zal je goed doen te horen. Ik heb mijn banjo meegesmokkeld op het schip.” Een slakkenspoor van snot droop uit zijn neus. Zijn sluikse rode lokken kleefden bezweet aan zijn voorhoofd.
Wat volgde was een concert dat nooit ophield. Of beter, tienduizend mini-concertjes die eens het einde bereikt gewoon herhaalden. Safiya kreeg alles te horen. Alles wat te consumeren viel. Dierengeluiden vertaald naar gitaarsnaar. Klassieke stukken van de grote meesters, maar dan beperkt tot de intro’s en deuntjes die nog soms eens gerecycleerd werden in reclamespotjes. Ze herkende de beltoon van ambulances, politiewagens, gsm’s, beiaard, printers en inbraakalarmen. Het lukte Geoffrey zelfs de intonatie van beroemdheden na te bootsen met zijn banjo. Op een bepaald punt was het alsof Don Davy uit de klankkast van zijn instrument sprak, haar de laatste keer zijn grote prijs noemde, vertelde dat hij grootste plannen in gedachte had, totdat de plannen iets te groot werden voor zijn gedachten. Animatiefilms. Pornografie. First-person shooters. Interviews met staatshoofden en experts. Meldingen van vermiste personen. Reality-tv over politieagenten, rechters, krabvissers, pathologische hamsteraars en stinkend rijke huisvrouwen. Fragmenten vloeiden vanuit zijn handen, via het instrument, tot bij haar trommelvlies.
Tranen zo groot als beekjes na sneeuwval bovenop bergtoppen kabbelden van haar ooghoeken naar beneden. Geoffrey onderbrak zijn concert om op haar schenen te klimmen. Haar gehuil had een zoutwatermeer gecreëerd op de bodem van de olietanker. Het was zoals ze wilde. De oceaan was tot bij haar gekomen.
Geoffrey grinnikte. “Ik hou ook van jou. Laat mij spelen. Je zult voelen hoe diep mijn liefde is. Zoals ik dit instrument streel. Zo wil ik jou strelen.” En hij ving weer aan.
Op die manier bracht Safiya enkele weken door in het duistere ruim, onderweg naar een dagbouw-mijn in Duitsland. De schippers van deze olietanker vervoerden een brandstof krachtiger dan petroleum, een energiebron efficiënter dan uranium: de arbeid van een reuzin.


62 meter

Die Waage Gottes snoeide weg aan de rotswand van de groeve. Bruinkool gleed over haar rug naar vrachtwagens met brede muilen. Op een afstandje stonden een viertal Duitse ingenieurs met witte helmen toe te kijken.
Het was een bijzondere dag voor de vier mannen. Na tien jaar trouwe dienst zat het erop, voor zowel machine als ontwerper. Uit de walkietalkies in hun fluorescerende vesten kraakten de laatste bevelen die voor hen bestemd waren. Die Waage Gottes rakelde haar laatste beetje bruinkool.
De groeve wekte een permanente stootwind op die als schuurpapier het landschap polijstte. De vier ingenieurs schreeuwden naar elkaar om verstaanbaar te blijven. Ze praatten over toen ze nog student waren, en miniatuurautootjes ontwierpen die bierglazen tot bij hun tafel bracht. Ze hadden met die uitvinding de baas van hun stamcafé ertoe gebracht zijn personeel volledig te vervangen door autootjes met antennes. Het was hun bijdrage aan het leven in de studentenstad, dat zoemend speelgoed drank, versnaperingen en sigaretten bracht naar de bezopen studenten van het instituut voor polytechniek. Destijds hadden ze zich onder het drinken geen enkele keer afgevraagd hoe het nog verlopen was met de dienstmeisjes en dienstjongens van het café.
“Ik kan niet geloven dat onze beurt gekomen is om geautomatiseerd te worden.”
“Vertel mij wat. En dan nog door zo’n ding.”
“Kerels, de toekomst ligt in biomimetica. Als jullie naar mij geluisterd hadden…”, kwam Rudolf tussenbeide.
“Bijscholing of workshops dactylo hadden niet geholpen, Rudolf. Dat ding is uit een man en een vrouw ontsproten, organisch zoals de vleugelspanne van een vleermuis, zoals de tong van een kameleon, of zoals de bevruchting van een eitje in de baarmoeder.”
“Afschuwelijk.”
De ingenieurs kokhalsden bij het idee alleen al. Nu zouden ze het zelf te zien krijgen, het robotje op wielen dat hun broodwinning overbodig had gemaakt.
Uit Nebraska in de Verenigde Staten was een levering aangekomen. Op de bodem van de groeve, op een tapijt van zwarte steenkoolkristallen, lag een langwerpige container, ten minste tachtig meter in de lengte. Grote kranen met staalkabels openden de aluminium verpakking van het nieuwe werktuig.
Safiya Rich kwam uit de container gekropen, gevolgd door een klein mannetje.
Wind verblindde de ingenieurs. Tussen de spleten van hun vingers zagen ze hoe een reuzin van ongeveer zestig meter overeind kroop. Plots staarde naar hen een paar zwarte ogen, die hevig knipperden na zoveel dagen duisternis doorstaan te hebben. De vier mannen namen instinctief enkele stappen naar achter, weg van de groeve. Het was alsof ze uitgelachen werden door haar. In tegenstelling tot hun gestrompel in de stootwinden, stond deze vrouw statig als een standbeeld. Enkel het getril van de zwarte haartjes op haar benen, armen en tussen haar wenkbrauwen gaf aan dat ze zich had opgericht te midden van een wervelwind.
Zelfs voor de vier ingenieurs was het meteen duidelijk waarom Die Waage Gottes vervangen werd. Rudolf had de berekeningen snel uitgetekend op een kasticket, nadat de mannen het bericht hadden ontvangen dat hun discipline niet meer nuttig was.
Safiya stond zeker twintig meter hoger dan de boormachine. Nog belangrijker, haar spieren aanvoeren vergde geen dure brandstoffen, slechts tuinafval, boomstammen en kalverkarkassen, die ze in grote happen opschrokte. Haar besturingssysteem had geen nood aan programmatie. Een nieuwe taak moest enkel even uitgelegd worden langs een luidspreker.
Safiya Rich, oftewel boormachine 4xa, had op eigen houtje Die Waage Gottes en al haar ingenieurs, programmeurs en technici overbodig gemaakt. Het gevaarte, ooit de grootste machine op planeet aarde, verdween op een autokerkhof in Ghana, als een vuurtoren op een zee van roest. Rudolf had gelijkaardige plannen. Hij was vastberaden de rest van zijn dagen te slijten roodverbrand op een Spaans strand.
In de dagbouw-mijn voerde Safiya haar taken uit, soms tot in de vroege uurtjes van de ochtend. Het contract betekende voor het mijnbedrijf dat enkele honderden arbeiders gereduceerd werden tot één reuzin en haar gevolg van begeleiders. Na elke werksessie kuisten de begeleiders haar door bruinkool zwarte handen en voeten met borstels en hogedrukreinigers. Schijnwerpers werden geïnstalleerd op elke hoek. De groeve baadde in artificieel maanlicht. Safiya bewoog als de geest van een primitieve godheid van wand naar wand, om met het kuiltje van haar handen brokken bruinkool uit de aarde te schrapen.
Het mijnbedrijf ondervond exponentiële winsten. Al hun beleidsdocumenten vertelden hetzelfde verhaal: een rood lijntje dat als een achtbaan naar de rechterbovenhoek boog. Eeuwig. Deze desolate plek op de grafiek stond gelijk aan een revolutie in energie. De hele wereld schakelde over op bruinkool.
Reginald Rich was niet meer in staat zulke grafieken te interpreteren. Zijn verstand vloeide tussen kabels, vertrekkend van zijn hospitaalbed in Project Providence, boven de straten tot in energiecentrales. Zijn comateuze dromen waren enkel mogelijk door de bruinkool die zijn dochter ontgon uit de aarde.
Maar, daar ging het Safiya helemaal niet om. Zij had nog maar één ding in gedachten tijdens het werk in de groeve: hoe af te rekenen met kleine, vervelende, zoemende Geoffrey Dardler. Het mannetje volgde haar overal. Met zijn banjo streed hij tegen de wind. Het waren wanhopige pogingen zijn consumptiedrang in stand te houden. Terwijl Safiya’s gigantische en bloedmooie exterieur bruinkool mijnde, spon ze in haar interieur allerlei strategieën om het kleine mannetje uit de weg te ruimen.


128 meter

Het plan was uitstekend. In tegenstelling tot veel kleinere dieren, bestond Safiya’s brein uit meerdere kamers. Zoals de maag van een koe. Ze verteerde gedachten langzaam, langs een lopende band die een tiental kamers aandeed. Het waren qua vorm ook echt kamers, donkere holtes in haar hersenen met draden van neuronen die als spinnenwebben het interieur opvulden. In elke kamer werden haar gedachten opnieuw en opnieuw onder het vergrootglas geplaatst, blootgesteld aan twijfel, trauma, verbeelding, verlangen en een geheim ingrediënt uit haar onderbewuste.
Dit betekende dat Safiya zelden reageerde. Meestal werkte ze op autopiloot, armen uitgestrekt naar glinsterend bruinkool in de rotswanden. Wanneer ze wel actie ondernam, hadden de kamers van haar brein elk mogelijk perspectief gewikt en gewogen. Mislukking was onmogelijk. Geoffrey Dardlers leven was zo goed als voorbij. Het plan verliep stapsgewijs.
De eerste kamer in haar brein bepaalde tijd.
Op een mistige winterochtend, enkele dagen na kerstmis, berekenden haar breinkamers dat de kans op slagen het hoogst lag. Tijdens de kerstdagen waren er bijna geen arbeiders in de groeve. Voor het eerst vertrouwden de officieren van het mijnbedrijf de hele operatie aan haar toe. Het was eigenlijk een experiment. Als het bleek dat ze op haar eentje evenveel brokken bruinkool leverde aan de centrale, dan kon de groeve overgaan op volledige automatisatie. Geen mensen meer. Enkel Safiya Rich en Geoffrey Dardler.
De tweede kamer in haar brein bepaalde plaats. Ze ging aan het werk zoals gewoonlijk. Onder begeleiding van de helderwitte spotlichten stapte ze naar de andere zijde van haar kooi, de bruinkoolgroeve. Voor de arbeiders was het een afstand enkel te overbruggen via vrachtwagen of shuttlebus. Zij deed er twee minuutjes om. Geoffrey stond een uurtje vroeger op dan zij. Met een elektrische step reed hij voor haar uit, om uiteindelijk op hetzelfde moment toe te komen.
De derde kamer in haar brein bepaalde wie. Geoffrey had zich dit seizoen verdiept in kerstsfeer. Hij was een liefhebber van horrorshows, huwelijksdecoratie en bovenal kerstrituelen. Over de groeve verspreid stonden dennenbomen gedecoreerd met rode linten en gouden kerstballen. Het was alsof het kleine mannetje een luguber toneel had opgezet, een publieke executie om het woud eraan te herinneren dat ze in de groeve niet meer welkom was. Safiya begreep niet veel van het feest. Ze wist enkel dat de boompjes zeer deden aan haar zool, wanneer ze er per ongeluk eentje vertrappelde.
Op kerstochtend was Safiya wakker geworden met de fluisterstem van Geoffrey in haar rechteroor: “Is het niet absoluut perfect deze dag tezamen te zijn? Kerstavond met jou. Ik had nooit zo mooi gedroomd.” Haar breinkamers hadden deze zinnetjes in behandeling genomen. Woorden en letters waren individueel geanalyseerd, verborgen betekenissen blootgelegd, met als output dat Geoffrey Dardler gauw dood moest.
En dus schraapte ze die ochtend, zoals elke ochtend voordien, zwijgzaam bruinkool uit de rotswanden. Aan haar voeten stapelden zich enkele tonnen van het materiaal, genoeg om alle straatlantaarns in het land het hele jaar lang te verlichten.
De vierde kamer in haar brein bepaalde hoe. Geoffrey stond op een afstandje. Hij had intussen genoeg ervaring met steenlawines opgedaan, om tijdens haar werk in de groeve zomin mogelijk tussen beide te komen.
Na zijn elektrische step geparkeerd te hebben, speelde hij wat muziek. Zijn oeuvre had zich aangepast. Dit feestseizoen weerklonken uit zijn klankkast de gebruikelijke kerstnummertjes, maar ook knallend vuurwerk, de stilte van sneeuwval en de paniekerige sirenes van ambulances onderweg naar zatlappen en zelfmoordslachtoffers. Nu Safiya haar besluit getroffen had, begon ze zelfs wat te genieten van zijn muziek. Het klonk toepasselijk als een eulogie. Een grandioos einde voor een kleine man.
Het moordwapen verscheen voor haar ogen. De stapel aan haar voeten groeide gestaag. Ze keek tevreden toe, terwijl ze met haar zwarte nagels dieper groef naar materiaal, dieper dan de bedoeling was. Het maakte haar niet meer uit of ze de juiste mineralen beethad. Klei. Leem. Kwartsteen. Marmer. Prehistorische libellen gevangen in amber.
Het was zelfs beter zo. Zoveel onbruikbaar materiaal zou haar promotie tot volledige automatisatie dan wel afbreken, het maakte de moord des te minder opvallend. Tussen haar voeten lag intussen een stapel van tien meter. Genoeg. Laat hem nog een laatste keer crescendo spelen.
Geoffrey had tot dan toe met zijn banjo het geronk van een grootvader tijdens het kerstdiner nagebootst. De snaren trilden. Safiya schrok. Plotseling schakelde hij over op de symfonie van Project Providence. Heel lang geleden speelde het elke zondagmiddag door alle luidsprekers van het reusachtige gebouw. Als kind zong ze soms mee met het orkest, in een taal die niet bestond.
Dat was het dan. Alle kamers in haar brein waren doorlopen. Gedachten werden omgezet in actie.
Geoffrey had een kamerloos brein. Zijn hersenen waren massief. Gerimpeld maar geen holtes. In tegenstelling tot Safiya. Desondanks was het hem gelukt, na al die jaren, een glimp op te vangen van wat er in haar omging. Hij had haar eindelijk een beetje begrepen.
Te laat. Hij smeet zijn banjo aan de kant. De snaren sprongen. De hals ontplofte in splinters.
Hij zette het op een rennen.
Heel even flitste door zijn hoofd de fauna van New Sicily, herten en konijnen en vossen die altijd voor Safiya uitliepen alsof zij een bosbrand was. Was hij maar zoals hen. Het ontbrak hem aan inzicht. Hij had altijd alles in fragmenten geconsumeerd. Het verhaal ging verloren.
Hij sprong over brokstukken tot bij de wand van de groeve. Zijn elektrische step stond te ver geparkeerd. Er zat niets anders op. Met handen en voeten klauterde hij op de zwarte wand van de groeve, in de hoop via het woud te ontsnappen. Keer op keer gleed hij naar beneden, met diepe sneden op de palm van zijn hand.
Wat volgde leek op de spelletjes die Safiya vroeger speelde. Toen had ze poppen, robots en bouwblokken om te vernielen met haar grote lichaam. Het eerste wat Geoffrey zag van Safiya was de schaduw van een hemellichaam dat voor de zon was geschoven. Daarna greep ze hem vast, sloeg hem enkele keren tegen de wand van de groeve, tot hij niet meer schreeuwde.
Ze dumpte zijn lichaam samen met de brokstukken bruinkool in de containers die daarvoor klaarstonden. In de centrale onderging hij allerlei industriële processen. Gezeefd. Geperst. Geschud. De rode stukjes Geoffrey vielen niet op tussen bruine amber, roze marmer en witte kwarts. Een onbekend mineraal, dat samen met het andere steenafval tot asfalt werd verpulverd. Ergens in Berlijn reden nietsvermoedende chauffeurs over fragmenten van zijn lijf. Er waren slechts drie tanden, een nagel en een schedelfragment gemaskeerd als witte kiezelsteentjes in het wegdek die herinnerden aan zijn bestaan. Dat was alles.


230 meter

Te midden van dorpjes volledig in hout opgetrokken en rillende dennenbossen woonde een reus in een donkere put. De mensen uit de buurt vermeden die plek. Voor hen was het alsof er helemaal geen donkere put bestond. Helemaal geen reus was. Zij waren doodnormale mensen die in doodnormale huizen leefden en zich overgaven aan doodnormale bezorgdheden. Als je belastingen had te betalen en kinderen moest grootbrengen, wie had er dan tijd voor een reus, al dan niet moordlustig?
Nochtans, het was in exact deze bezigheid dat rumoeren van een reus nog eens naar boven kwamen drijven. De laatste jaren gedroegen de kinderen van de regio zich uitermate slecht. Ze sliepen laat, wilden enkel nog junkfood en reality-tv. Er zat niets anders op dan dat hun ouders terreurtactieken toepasten. Een kind dat wel eens riep door het huis, of zijn speelgoed niet opruimde, kreeg te horen dat reuzen erom bekendstonden mensen te eten. Een kind dat slechte cijfers haalde op school en andere kinderen sloeg, werd verhalen verteld over nachtelijke schranspartijen op mensenvlees. De reus had snijtanden zo groot als bestelbusjes om botten doormidden te breken. Een tong als een stortregen die bloed slurpt.
Voor de echt luie kinderen, die niet meer luisterden naar wat hun ouders te zeggen hadden, kenden de volwassenen een ritueel. Het kind in kwestie werd vastgebonden aan een stoel naar de bruinkoolgroeve gedragen. Steevast in het midden van de nacht, wanneer alles groter lijkt.
Het kind, dan nog in staat tot lelijke opmerkingen, werd aan de rand van het woud geplaatst. Net ver genoeg van de groeve, zodat het niet per ongeluk over de afgrond gleed. Dan vertrokken de ouders. Om te feesten zonder zorgen voor hun kroost, of simpelweg te slapen in zalige stilte.
Terwijl zat het kind in de duisternis, gegeseld door de stootwinden van de groeve. Stilaan bezorgd. Misschien dat zijn ouders het meenden en niet terugkwamen. Misschien dat die verdachte rotsformatie eigenlijk een reus was, die voedde op het bloed van vee, verdwaalde toeristen en als het echt hongerig werd, betweterige kinderen.
Bewogen die rotsen nu? Ontsnapte uit die berg een zucht?
Het kind schreeuwde. In de groeve ontwaakte een reus van meer dan tweehonderd meter. Ze richtte zich op, stak met kop en schouders boven de groeve uit. Het kleine jongetje besloot op dat moment, terwijl langs de stoelpoten een straaltje urine druppelde, zijn ouders nooit meer ongehoorzaam te zijn, en hen dit nooit of te nimmer te vergeven.
De kinderen waren ervan overtuigd dat de reus het op hen gemunt had. Dat ze maar net eraan ontsnapt waren als een blinde worm in het donkere keelgat van een vogel te verdwijnen.
Eigenlijk zag of hoorde Safiya de kinderen niet. Daarvoor was ze te groot. De laatste tijd leed ze aan slaaptroebels. Ze draaide en keerde. Sommige nachten deed ze geen oog dicht. Als ze snurkte, klonk dat als een bouwwerf.
De arbeiders van de groeve waren intussen gevlucht. De officieren van het mijnbedrijf hadden hun meest winstgevende project opgegeven. Sinds de verdachte verdwijning van Geoffrey Dardler weigerde Safiya nog te werken.
Het was onmogelijk gebleken een reus van tweehonderd meter te verjagen. Niet met graafmachines, die ze tot blik stampte. Niet met kabaal, dat ze gewoon was van Geoffreys banjo. Niet met beloftes van verloning, waar ze geen baat bij had.
Zonder bruinkool verdroeg de wereld een vreselijke energiecrisis. Als er ergens in het comateuze brein van Reginald Rich nog wielen van groei draaiden, dan staakten ze vast en zeker.
Ze belegerde met haar gemijmer wereldwijd beurzen en markten. Het was alsof de onzichtbare hand van het kapitalisme zichtbaar was geworden in de enorme handen van Safiya, waarmee ze haar ogen afschermde van de zon of in de nacht tranen van haar wangen wegveegde.
Pas na enkele maanden van weinig slaap, besloot Safiya eindelijk de groeve te verlaten. Ze klom uit de kuil.
Deze keer waren het zowel volwassen als kinderen wiens blaas het begaf. Een aardbeving rilde door het landschap. Borden en beeldjes braken. Enkele kippenhokken bezweken. Een kerktoren kantelde neerwaarts. Met haar voetstappen ontsproten overstromingen, die de dorpen overspoelden. De bruinkoolgroeve kwam blank te staan. De diepe put van de reus was een vijver geworden. Binnen enkele jaren zouden de lokale inwoners op mooie zomerdagen met roeibootjes over dit nieuwe meer varen. Nu hadden ze verdronken geliefden te begraven. De straten, rivieren en bospaadjes veranderden in riolering. In het vuile, kartongrijze water werden auto’s, hekken, meubilair, verkeersborden en zulke meer naar de zee gesleurd.
Safiya ging dezelfde richting uit. Ze marcheerde westwaarts, voorzichtig niet al te veel te vertrappelen onderweg. De reis nam haar langs Parijs. Het leek alsof een zuster van de Eiffeltoren voorbij paradeerde.
Toen ze de zee zag in de verte, zette ze het op een lopen. Als een kind op het strand, liet ze diepe voetsporen achter in akkers en duinen. Net zoals zij zich aangetrokken voelde tot de oceaan, grepen de golven hoger naarmate ze naderde. Vissersboten en garnaalnetten werden verrast door springtij op het droge geworpen. Net op tijd om getuigen te zijn van hoe een reuzin in de oceaan dook. Ze schaterde als een donderstorm.
Safiya Rich waadde door de Atlantische oceaan. Tot het te diep werd. Daarna zwom ze verder. Haar gigantische lichaam werd een habitat voor algen, koraal, krabben, dolfijnen en zelfs enkele walvissen. Met het licht van de avondzon in haar ogen sloeg ze zich door het water.
Toen ze de oostkust van de Verenigde Staten bereikte, sprong ze uit de golven als een antieke zeegod. Onder haar kin hingen linialen van wier. In haar haren blonken de schelpen van mossels en heremietkreeften. De volgende dag verscheen in alle kranten dat voor het eerst in de geschiedenis een mens over de Atlantische oceaan was gezwommen.


400 meter

Project Providence had welgeteld vijftien glansrijke jaren gekend. Het minimalistische design van de toren bleek al voor de officiële sluiting hopeloos voorbijgestreefd. De oorspronkelijke doelgroep, een publiek van intelligente en bewuste burgers walgde van het gebouw. Deels omdat ze ooit werkelijk hadden geloofd in haar visie van grenzeloos groeien. Intussen waren ze gestuit op harde limieten. Het gebouw was de naakte babyfoto of het puberale zang-en-dans-optreden van een generatie die zich afkeerde van religie, natie, familie, liefde en individuele vrijheid. Het was modern om enkel nog in mislukking te geloven.
De witte plastiekmuren verkleurden naar geel. Graffiti en verkoolde brandsporen verpestten het minimalistische interieur. Bij de officiële sluiting stormde een leger aan deurwaarders door de gangen, op zoek naar alles van waarde om de grenzeloze schulden van Mr. en Mrs. Nardus af te betalen. Kartonnen lampkappen werden van hun staanders gerukt. Liften ontmanteld om als schrootijzer te verkopen. Werknemers naar slavengaleien gestuurd, onder de overtuiging dat zij de perfecte ervaring hadden om in de kombuis van gigantische cargoschepen te ploeteren.
Niet lang na de sluiting stortten een aantal verdiepingen van het gebouw in. Project Providence begon te lijken op een leeg cocon. Door de ramen was het een reusachtige serre. Planten groeiden tot ongekende proporties. Sommige struiken klommen van de eerste verdieping helemaal tot het voormalige lanceerplatform op negenhonderd meter hoogte.
In deze ruïne werd Afsa’s laatste droom werkelijkheid. Ze bracht na lang lijden haar gezinnetje tezamen onder één dak.
Het begon met Reginald.
De sluiting betekende dat de scholen, politiebureaus, pretparken, winkelcentra, casino’s, kerken, restaurants, dierentuinen en ziekenhuizen van het gebouw ook ophielden met functioneren. Reginald Rich belandde, nog steeds comateus, op een verlaten ziekenboeg. In zijn kamer waren de ramen uit hun kozijn gevallen. Al snel werd hij begraven onder een stapel duivenveren en uitgedroogde bladeren.
Zijn bewustzijn bliksemde nog steeds door het elektriciteit-netwerk van Project Providence, intussen in een staat van ontbinding. Telkens een ledlamp flikkerde schoten nieuwe beelden door zijn hoofd. Nadat de verdiepingen ingestort waren, lekte water op de koperdraad. Elke druppel betekende een nachtmerrie, met wielen die in duizenden kleuren draaiden, mannen in kostuum en grafieken met pijlen naar rechtsonder, dalend, stijgend, gerold, gedraaid, in duizelingwekkende spiralen. Reginald Rich had het uitstekende privilege het einde van de wereldeconomie te dromen.
Afsa had de taak op zich genomen haar echtgenoot uit deze situatie te redden. Ze was achtergebleven in Project Providence. Net zoals de olifanten, tijgers en paradijsvogels van de dierentuin, die door de begroeiing van het gebouw dwaalden, plotseling ontwaakt in een tuin van Eden. Het oranje zonnelicht dat door de reusachtige serre stroomde, schiep een eeuwige zomeravond, voor Afsa om eindeloos avonturen te beleven. De instorting had nog enkele trappenhallen en kamers intact gehouden. Cabines hingen als vogelnesten aan de glazen binnenkant van de toren. Haar appartement had het ook overleefd. Een van de muren was ingestort, maar dat had ze met een zeil opgelost. Elke nacht zat ze op de rand van haar appartement, met haar benen in de diepte, terwijl ze genoot van de geluiden die opstegen uit de gigantische serre. Ze voelde zich Eva in deze unieke habitat. Nu enkel nog Adam.
Op zoek naar hem verdwaalde ze in een groen labyrint. Langzaam, want haar enkel was nooit helemaal hersteld. Het kleine vrouwtje strompelde langs de watervallen, bossen en luxesuites van de serre, voorzichtig niet in het vizier van een tijger terecht te komen. Elke dag ontdekte ze nieuwe paden. Bij het vallen van de avond keerde ze terug naar haar appartementje, om de volgende dag opnieuw te proberen. Met een krijtje bracht ze symbolen aan bij elk kruispunt. Op die manier bewandelde ze niet dezelfde weg tweemaal. Met haar verslechterende wandeltred had ze niet de luxe zulke omwegen te maken.
Eindelijk, na maanden van zoeken, achter een luster die naar beneden was gekomen, vond ze de ziekenboeg van Reginald Rich. Eerst herkende ze hem niet als iets menselijk, begraven als hij was onder veren en uitgedroogde bladeren. Ze had juist besloten de veren mee te nemen naar huis, om als vulling voor nieuwe kussens te gebruiken. Daarmee ontblootte ze per ongeluk de scherpe neus van haar echtgenoot.
“Ik heb je gevonden, Anees.”
Het nam meerdere dagen in beslag haar Adam op zijn hospitaalbed infuus incluis naar hun appartement te rollen. In de nacht bleef ze aan zijn zijde. Met een fakkel hield ze de wacht. Door het gebladerte prikten de rode ogen van roofdieren.
In hun appartement parkeerde ze zijn bed naast het hare. Onder zijn hoofd schoof ze kussens die ze had opgevuld met veren van de paradijsvogels, ontdaan van hun harde ruggengraat. Daarna keerde alles terug naar hoe het daarvoor was. Zij zorgde voor hem. Hij zag niet dat zij offers bracht.
Reginald had liever een zoon gehad. Het werd een dochter. Safiya. Vernoemd naar Afsa’s grootmoeder uit Beloetsjistan. Afsa was ervan overtuigd dat het meisje ook van diezelfde grootmoeder haar uitzonderlijke groeihormonen had overgeërfd.
Het gebeurde op een warme zomerdag. Eerst zachtjes begon het gebouw te schudden op haar grondvesten. Door de serre kraaiden paradijsvogels op de vlucht voor naderende onheil. De trillingen verergerden. Zeker een halfuur beleefde de ruïne van Project Providence een aardverschuiving. Steeds heviger. Tot het geweld plotseling ophield. Enkele ogenblikken keerde de rust terug in de paradijselijke tuin.
Vijf vingers zo groot als raketten begroeven zich in de muur van het gebouw, ongeveer op vierhonderd meter hoogte. Witte nagels klampten zich vast aan het interieur.
Afsa sprong op het bed van haar echtgenoot. Ze schudde hem doorheen.
“Word wakker, Anees. Nu meteen.”
Achter het zeil van hun appartement ontwaarde ze de silhouet van een vrouw, die met haar klauwen een van de muren van het grootste gebouw in de geschiedenis verbrijzelde. Enkele verdiepingen die het tot dan toe hadden uitgehouden, stortten toch naar beneden. Een regen van gruis, klimplanten en dieren verrast door de vernieling verdween in de duistere diepte van het serrewoud.
Afsa klemde zich vast aan het slaaphemd van haar echtgenoot. Ze prevelde de naam van God.
Safiya Rich was teruggekomen voor haar familie.


600 meter

Met de hulp van Safiya verhuisden Afsa en Reginald naar een hoger gelegen appartement. Op de uitgestrekte palm van de hand van hun dochter maakten ze een reis langs de overgroeide terrassen van Project Providence. Er was terug een lift in de toren. Deze was geparfumeerd met dierlijk zweet en zeewater. Geen aanbod van zachte muzak. Slechts het gerommel van een gebouw dat enorme gewichtsverschuivingen verdroeg, bij elke kleine beweging van Safiya’s spieren.
Na een tijdje dwalen door de wereld, had Safiya opnieuw haar intrek genomen in Project Providence. Dit betekende eeuwig rechtstaan. Ze was als een pop in een plastiekenverpakking, met op ooghoogte kleine raampjes naar de buitenkant. Haar knieën voelden wat broos aan. Verder veroorzaakte deze positie geen ongemak, want met het groeien waren haar zenuwen verlamd. Hierdoor was ze er ook niet van bewust dat op de bodem van het gebouw allerlei creaturen, van insectenkolonies tot uitgehongerde tijgers, aan haar tenen knaagden. Haar geschilferde huid onderhield een heel ecosysteem. Zelfs Afsa at mango’s en dadels die ontsproten waren uit de vruchtbare podsolgrond onderaan de toren.
Vanuit Safiya’s perspectief bekeken, verhuisden haar ouders naar een poppenhuis. Zo uit de hoogte had ze zicht op alle kamers tegelijk, en hoe de inwoners zich doorheen het appartement verplaatsten. Reginald verroerde zich niet. Soms ontsnapte uit zijn longen een diepe zucht, alsof hij even doorhad dat het allemaal een droom was. Zijn wangen waren ingestort door uitdroging, zijn haren uitgevallen. In het bed lag een koning voor eeuwig in slaap gedommeld. Misschien dat hij ontwaakte wanneer de nood het hoogst was. Voor nu was hij als versteend.
Afsa, daarentegen, bleef nooit lang op één plek, ondanks haar kapotte enkel. Ze hinkelde door het huis. Deze zeldzame situatie leek gemaakt voor haar. Ze las luidop de legendes die ze had meegesmokkeld naar Amerika, mompelde voor het slapengaan hamdoelillah dat haar gezin opnieuw onder één dak herenigd was en praatte in het honderduit met haar dochter.
Hiervoor klom ze naar een richel enkele verdiepingen hoger. Ze hing aan de wimpers van Safiya’s rechteroog als een verdwaald insect. Dat reusachtige zwarte oog leek op dat van haar, maar dan door een prisma weerspiegeld. Safiya’s oogbol was intussen groter dan enige telescoop op aarde of daarbuiten. In de nacht zag ze hemellichamen die niemand anders ooit had gezien. Sterrenstelsels op het punt van sterven. Zwarte gaten die een parelsnoer van licht verzamelden. En ergens helemaal achterin, een rimpeling in het water, de schepping van het universum.
Soms vroeg haar moeder naar wat ze zag. Ze deed haar best het uit te leggen. Alle kleuren te beschrijven, hoe ze anders waren dan de kleuren op aarde. Zachtjes. Want als ze luidop praatte, dan knetterden alle vensters in de buurt.
Meestal was het Afsa die sprak, en zij die luisterde. Haar moeder manifesteerde een emotie die Safiya nooit eerder bij haar had ontwaard: nieuwsgierigheid. Ze praatte en praatte en praatte, vermeldde alles wat in haar opkwam, met de bedoeling de geheime code te kraken. Waarom moest het exact in haar gezin gebeuren dat een kind geboren werd met oneindige groeipijn? Waarom niet in dat van Tommy Dardler? Waarom was het niet Geoffrey die opblies tot zijn vlees elke windhoek vulde?
Er waren twee theorieën die terugkeerden.
“Jouw overgrootmoeder was ook een grote vrouw”, vertelde ze eens. “Ze werd in haar tijd gevreesd, door zowel mannen als vrouwen. Volgens de oude vrouwen had ze de vergadering van de clan bestormd toen er gediscussieerd werd over haar toekomstige trouwpartijen. De mannen probeerden haar terug naar buiten te duwen. En dan tilde ze een van hen de lucht in. Zomaar. Zijn benen spartelden maar wat in de leegte. Zelfs in haar ouderdom was ze beeldschoon. Net zoals jij. Het zijn vast haar genen, haar ziel die zich gewroken hebben in jouw lichaam.”
Op andere dagen was ze van mening dat haar eigen bloedlijn onschuldig was in de zaak. Het viel geheel te verklaren langs Reginalds rampzalige handelspraktijken.
“Hij heeft zoveel bruggen verbrand om zijn droom werkelijkheid te maken. De sjeik van zijn orde heeft hem zeker veertig keer vervloekt. Dat is je vader. Eens hij van die man de geheimen van het wiel had geleerd, vertrok hij zonder ommezwaai. Hij nam alles wat hij kon grijpen. De spaarpot van zijn ouders en de mijne. Voor de mensen die hij onderweg tegenkwam en hem hielpen, liet hij helemaal niets achter. Het is zijn sjeik. Zeker en vast. Een van die vloeken betoverde zijn zaad tot dat van een monster, dat altijd groter wil. Ik ben het slachtoffer.”
In tegenstelling tot haar moeder had Safiya zich nooit vragen gesteld over haar exponentiële groeispurt. Geen enkele breinkamer behandelde die kwestie. Als vraagstuk was het irrelevant.
Toch wachtte ze de hele dag op de avond, wanneer haar moeder bij haar kwam. Elk verhaal onthulde nieuwe onderdelen van haar achtergrond. In haar innemende schaduw schuilde blijkbaar de hele tijd een reeks personages die haar met hun blote handen ondersteunden, verder duwden naar nieuwe oorden, nieuwe hoogtes. Soms tuurde ze uit haar ooghoeken, op zoek naar een dappere overgrootmoeder, een verraderlijke vader, een beledigde sjeik. Ze trof enkel haar eigen reflectie in de glazen muren van Project Providence.


800 meter

Afsa had de gewoonte vroeg op te staan. Dat deed ze elke ochtend sinds hun verhuis naar de Verenigde Staten. Voordien sliep ze als een prinsesje totdat haar vader terugkwam van zijn werk, of haar moeder hulp nodig had in de keuken. Sommige dagen stond ze helemaal niet op, omdat dromen van winkelen in New York of dineren in Parijs verslavend op haar in werkten.
Vier decennia later, in Project Providence, het grootste gebouw uit de geschiedenis, werd ze gewekt door het gekwetter van ontsnapte paradijsvogels, nog voor de eerste zonnestralen de serre doorkruisten. De vroege uurtjes die ze helemaal voor zichzelf had, omdat Safiya nog sliep en Reginald eeuwig sliep, gebruikte ze om dichtbundels te lezen. Ze had de boekjes meegesmokkeld uit Karachi. Het waren heldenverhalen uit de Perzische middeleeuwen. Jonge prinsen die van hun troon gestoten werden door boosaardige bloedverwanten. Heldhaftige schermutselingen met harige duivels. En op het einde een huwelijk met een frêle dame uit de Chinese hofhouding.
Reginald had geprobeerd deze dichtbundels uit haar routine te halen. Toen hij haar hele garderobe wegsmeet en verving door moderne, verfijnde broekpakken en avondjurken, had hij ook haar bibliotheek onder handen genomen, die ze bewaarde onder het bed.
Dat had Afsa bestreden door de mouwen van zijn kostuums tot aan de oksel te knippen, de broekspijpen tot aan de dijen. Zijn volgende poging bestond erin stiekem enkele bundels van postmoderne Amerikaanse dichters onder haar bed te verstoppen. Ze gebruikte de pagina’s van premiumpapier als keukenhanddoek.
Reginald gaf de strijd op. En dus grabbelde Afsa elke ochtend naar haar dichtbundels. Soms bleef ze lezen tot de middag, en daarna staarde ze enkele minuten naar het plafond. In het witte beton zag ze haar eigen wiel. Het gouden wiel van een strijdkar die door het slagveld sneed. Aan de teugels een bebaarde held die met zijn lans reuzen onthoofde.
Deze ochtend maakte ze een uitzondering. Safiya had gedaan gekregen wat haar vader niet gelukt was. Nog voor zonsopgang verliet Afsa het appartement om haar dochter op te meten, van kop tot teen, of eerder teen tot kop.
Vroeger deed ze dat meerdere keren per dag. Daarvoor had ze een trapje, een lintmeter en een Excel-bestand. Dat voldeed niet meer. Ze bereidde zich voor op een uitstap van meerdere dagen. Ze moest gelukkig geen water of voedsel verpakken. De serre hield een eeuwige zomer in stand. Bomen bloesemden elke ochtend opnieuw. In de schaduw van Safiya waren de jaargetijden gekrompen tot één cyclus van dag naar nacht, zomer naar winter. Dauw op het gras was als een onweersbui in mei. Het licht bij zonsondergang schilderde het glas van de serre in heldere herfstkleuren. Het sneeuwde in de nacht, en in de middag klommen temperaturen tot de veertig graden.
Afsa daalde af langs kurkvormige boomstronken en scheve trappenhallen. Onderweg plukte ze perziken. De tocht verliep zeer moeizaam. Als ze te snel ging, dreigde ze door haar enkel te breken. De rode afdruk op haar kuit toonde waar Safiya’s toen al reusachtige rechterpoot ongeneesbare schade had aangericht.
Na enkele dagen afdalen, was Afsa bij de tenen van haar dochter aangekomen. Ze herinnerde zich hoe die voetjes nog op smakelijke paddenstoelen leken toen Safiya net geboren was. Ze had haar kindje twee roze sokken aangedaan, die ze zelf had gebreid. Ongelofelijk dat heel lang geleden die voeten helemaal pasten in de vuist van Reginald.
Als vader was hij dikwijls afwezig. Toch stond hij erop dat ritueel getrouw uit te voeren. Elke avond wanneer hij thuiskwam, nam hij de piepkleine voeten van zijn dochter even vast. Hij kneep haar grote teen tussen zijn vingers. Het suste haar in slaap.
En nu leek haar grote teen op een kruimelige rotswand. Watervallen plensden van haar teennagel naar beneden. Onderaan Project Providence was een moeras ontstaan.
Afsa begon de klim naar de dijen van haar dochter. Daar arriveerde ze twee dagen later.
Safiya stond ongeveer even groot als haar moeder toen tussen haar benen bloedvlekken opdoken. Vijf bruinrode druppels op een jeansbroek. Ze was amper acht jaar. Afsa had gewacht tot Reginald naar zijn werk vertrokken was. Daarna had ze haar dochter bij de hand meegesleurd naar een moskee die door een familie uit Bangladesh uitgebaat werd. Het was niet juist dat een kind zo jong al vrouw moest worden.
De dames van de gemeenschap hadden Safiya even apart genomen. Volgens hen gebeurde het wel. Toch tekende de imam een bezwering in het Arabisch op een rolletje papier. Het moest onder Safiya’s kussen gelegd worden, samen met enkele korreltjes zout, elke nacht te verversen.
Toen had ze eigenlijk al moeten weten dat iets niet juist was, dat in haar dochter iets ontwaakt was dat geen natuurlijke grenzen kende.
Rond Safiya’s dijen, twee solide kolommen, was een palmboombos ontsproten. Allerlei soorten ontsnapt uit de dierentuin van Project Providence, slopen door de begroeiing.
Afsa vermeed de donkerste hoekjes van het woud en gebruikte wat overbleef van een brandladder om naar de schouders van haar dochter te klimmen. Onderweg passeerde ze de navel, een donkere grot van waaruit vleermuizen fladderden.
Het had haar niet aangestaan dat Safiya af en toe de kuil verliet. Er viel niets aan te doen. Ze had nu eenmaal een meerjarig contract bij Don Davy. Toch verpestte het voor Afsa de hele dag, elke keer de benige schouders van haar dochter boven de rand van de kooi stegen. Problemen, zo wist ze uit ervaring, sloot je best op. Rekeningen stak ze in een mapje, zodat onbetaalde belastingen niet zomaar rondslingerden onder tafels en banken. De scherven van gebroken kopjes en borden legde ze onder het fornuis in een kartonnen tas. En haar dochter hoorde thuis in een kooi.
Safiya’s bijna dagelijkse ontsnapping uit deze veilige haven kondigde de wanorde aan die binnen de kortste keren alles zou overheersen. Die put. Afsa had zoveel jaren in de buurt geleefd van het accident. De dames van het buurtcomité hadden haar dikwijls aangemoedigd nu eindelijk eens werklui te bellen om de kuil te sluiten. Ze deed het niet. In de plaats speelde ze een spelletje, een staarwedstrijd tussen haar en de put waarin haar echtgenoot was verdwenen. Hoe zou het zijn gebeurd? Had hij geschreeuwd tijdens het vallen? Onmogelijk. Reginald kennend had hij even verward gezucht, daarna voor eeuwig in slaap gevallen.
Safiya’s schouders leken op een schip, een van de galjoenen waarmee Spaanse ontdekkingsreizigers de Nieuwe Wereld hadden veroverd. Hun nieuwe appartementje leunde aan tegen de boeg van het schip.
Afsa wurmde zich langs ingestorte gangen, gebruikte linialen die naar beneden slingerden als steun. Uiteindelijk na vijf dagen klimmen had ze de kruin van haar dochter bereikt. Het verraste haar dat de haartjes in dikte niet waren meegegroeid. Uit de schedel van haar dochter ontsproten miljoenen kleine haartjes, net zo breed, net zo zwart als toen ze net geboren was. Het enige verschil was dat de lokken intussen honderd meter naar beneden hingen.
Na voorzichtige meting besloot Afsa dat haar dochter 800 meter was. Tijdens de klim was ze ongetwijfeld met nog enkele meters gegroeid. Het maakte niet uit. Als het kind bleef groeien, dan breidden ze uit in de hoogte, en anders in de diepte. Niemand die nog om huur vroeg, of overlast claimde. De verdiepingen van Project Providence, de grootste serre in de menselijke geschiedenis, waren eindeloos uit te breiden.
Afsa ging voorzichtig op haar knieën zitten. Ze plaatste een kus op het hoofd van haar grote dochter.


980 meter

Reginald Rich droomde van een grote serre. Het werd er nooit helemaal donker. De glazen muren reflecteerden het zonnelicht tot in het oneindige. Wanneer alle sterren uitgedoofd zijn, de nachthemel voorgoed verduisterd, dan zal deze serre nog broeien van licht, leven, warmte. Er groeiden vuistdikke tomaten. Druivenranken slingerden zich langs het plafond, meterslange watervallen van groene, rode en paarse besjes. In dit oerwoud dwaalden de mooiste creaturen die de aarde ooit had voortgebracht. Het was een archief voor alle vormen die het leven kan aannemen. Een gepantserde ankylosaurus met een geweldige knots. Grondluiaards die de bomen leegvraten. Een kakelende kudde dodo’s. Bengaalse tijgers. Kaspische tijgers. Siberische tijgers. En een eenzame olifant.
Het beest had heel wat doorstaan. Enkele dagen na haar geboorte in een eeuwig groen gebergte, werd ze gevangengenomen. Vanuit het niets doken apen op met grote, puntige stokken. Venijnige dieren die haar om het minste een por gaven, en soms zomaar, uit verveling. Via bamboetwijgjes legden ze dieren tien keer groter dan henzelf te slapen. Een diepe, droomloze sluimerslaap.
De nachtmerrie herbegon zodra ze ontwaakte.
Ze sloten haar op in de duistere buik van een schip, op koers naar een nieuw land. Ze was nog een jong dier toen ze werd ontvoerd. Niet groter dan een klein paardje. Of een grote hond. De apen inkwartierden haar bij enkele vaalgrijze ezels. Het was een makke bende, voortdurend aan het trillen. Het enige wat het olifantje had ter afleiding, was een smal luikje naar buiten, waarlangs ze haar slurf stak om van de zeelucht te proeven. Af en toe daalde een meeuw neer op haar snuit.
Ze werd naar het grootste gebouw in de menselijke geschiedenis gebracht. Nog voor de gouden piek gemonteerd was. In Project Providence kreeg ze een kudde. Tezamen met vijftien anderen van haar soort werd ze tentoongesteld op de vierentachtigste verdieping. Te bereiken via luxelift, personenlift of goederenlift, van maandag tot en met zaterdag.
Het ivoorwitte interieur van de kooi confronteerde haar, en haar soortgenoten, met een onbehagelijke gedachte. Ze voelde zich niet meer als een olifant. In de kooien van de toren voelde ze zich als een mango of een abrikoos of een papaja heel hoog in de bomen, om naar te kijken en bij weg te dromen. Ze werd bekeken en bepoteld. Alle olifanten in de toren wisten dat ooit een van die apen zou komen om in hun buik te bijten. Vruchtvlees. Een explosie aan zoet sap. Zo gaan de dingen. Eerst ben je olifant. Daarna word je mango.
Toch, er waren steeds minder apen. De menigte dunde uit tot er enkel nog op druilerige weekenddagen een gezinnetje op bezoek kwam. Daarna niemand meer. De olifanten waren achtergelaten, vergeten in de ruïne van Project Providence. De deurwaarders hadden het niet winstgevend gevonden de kudde te bevrijden.
Een lange periode van droogte daalde neer op de kooi. In dit dorre landschap kwijnden de dieren weg. Zonder voedsel, zonder water, en geen enkele manier om aan hun kooi te ontsnappen, veranderden ze in zuur, verschrompeld fruit. De oudste en jongste leden van hun kudde verloren de strijd als eerste.
Reginald wilde zijn blik afwenden. In het onderbewuste bestaan geen nekspieren of oogleden.
Het olifantje uit het eeuwig groene gebergte stak haar slurf in het karkas van haar kuddeleden. Ze laafde zich aan bloed, stilde haar honger met vlees. En toen het plafond neerkwam en de steunberen een pad naar boven creëerden, was ze de enige om de kooi te verlaten.
Een eeuwige zomeravond brak aan. Ze ravotte met paradijsvogels, sliep in varenvalleien en at zoveel sappige mango’s als ze maar kon. De enige aap die overbleef, bleek geen bedreiging. Het dier mankte langs de ingestorte trappenhallen en luxesuites van het gebouw.
Ze was weer olifant.
Reginald droomde van een grote serre. Vuistdikke tomaten. Pompoenen als paardenkarren. Van alle soorten was er tenminste één exemplaar aanwezig: grondluiaards, dodo’s, ankylosaurus en een eenzaam olifantje. En boven alles, groter dan enig creatuur, een natuurkracht vertaald naar vlees, als een aardbeving of een overstroming of een bosbrand, een radioactieve gaswolk die de vorm had aangenomen van een beeldschone vrouw. Het was hun godin. Ze heette Safiya. Net zoals zijn dochter.
Een eikenboom die met zijn kruin andere planten overschaduwde, wiedde ze als onkruid. Een tijger die andere dieren tot uitsterven bejoeg, vermorzelde ze als ongedierte.
Het was op Safiya’s rechterschouder dat het laatste olifantje onderkomen had gevonden. Achter zich aan sleurde ze drijfhout en palmbladeren. In het hoekje tussen nek en schouder maakte ze haar bedje. Wanneer de godin haar haren neerliet, schuilde ze achter dat warme gordijn. Net zoals het olifantje voelde Reginald zijn armen en benen ondergedompeld in een aangename gloed.
Het olifantje was dolgelukkig deel uit te maken van deze reusachtige serre. Dag en nacht voelde ze zich veilig. Ze werd beschermd door die immense aanwezigheid, die voor alle bewoners van Project Providence zorgde zoals een kabbelend beekje voor een dorstig dier.
Dat is, totdat het olifantje in de reflectie van de serre tuurde. Daartegenover haar veilig onderkomen zag ze het ware gezicht van hun beschermengel. Eerst ben je olifant. Daarna word je mango. De hele tijd al woonde ze op de schouder van een van die apen. Safiya had de ogen van een roofdier, haar lippen vastberaden op elkaar geklemd. Net zoals alle exemplaren van haar soort doelde ze op vernieling.
Geschrokken deinsde het olifantje naar achter. Ze schoof uit, over de schouder. Met haar slurf greep ze naar het sleutelbeen. Ze miste. Van verdieping honderdtwee tot de ondergrondse parkeergarage echode een vreselijk getoeter. Het olifantje viel zoals een overrijpe mango van een boom.
Reginalds ogen schoten open. Zijn trommelvlies trilde na van de doodschreeuw die hij zonet had gehoord. Hij riep naar zijn vrouw, maar zij was er niet. In de verte zag hij hoe zijn dochter, honderd keer groter dan hij zich herinnerde, zijn vrouw op de palm van haar hand naar boven bracht.
Afsa was alvast begonnen met haar verhaaltje van de avond. Ze riep naar Safiya dat de familie Multani erom bekendstond aan hoogtevrees te lijden. De vader van Reginald ging zelfs zover dat hij zijn huis gelijkmaakte met de grond. Geen enkele trede, trapje of verhoog was toegestaan.
Reginald zag zijn vrouw verdwijnen. Ze had zich genesteld op de pink van haar dochter. Zoals ze zat, herinnerde ze hem aan vroeger, toen ze samen de stad aanschouwden, vanop het dak van appartementen die ze niet konden betalen. Ze zwierde met haar benen over de afgrond zoals een klein meisje.
Hij wilde naar zijn vrouw toelopen, haar waarschuwen. Uit zijn longen ontsnapte wat gekerm. Hij zakte weg in de zachte matras. Zelfs als na zolang slapen zijn spieren nog werkten, hij had toch geen benen meer, die waren verdwenen op de bodem van de kuil.
Hij sloot zijn ogen. Ergens achterin, omgeven door duisternis, begon een wiel te draaien. IJzingwekkend snel.


1 kilometer

Eindelijk, het perfecte plan van Afsa Rich had zich in het plafond van Project Providence geboord. Er waren geen kamers meer. Niet onder Safiya. Niet boven Safiya. Aan haar lijf grensden nog enkel de hemel en de ondergrondse parkeergarage van het gebouw.
De toren was een dwangbuis geworden. Een kooi van glas en staal die zich nauw om haar middel sloot. Met elke ademhaling vocht ze tegen het geraamte van het grootste gebouw uit de geschiedenis. De gouden piek helemaal bovenaan had ze tijdens een moment van extreme benauwdheid van zijn sokkel getrokken en naar beneden geworpen. Daar had het een diepe kloof in de aarde geslagen. Project Providence was als resultaat met een twintigtal meter gekrompen. Langzaamaan waren Safiya en haar huis in een conflict verwikkeld, met beurtelings een stoot of een knauw.
Twintig jaar geleden hadden magazines voor minimalistische architectuur die strakke, rechte lijnen naar de hemel geprezen. Volgens sommige critici was het puur geometrisch genieten. Het gebouw was zo scherp dat het wolken in tweeën kliefde, een meteorologische tafelzaag om nevelslierten zo fijn mogelijk te snijden.
Niet langer. De corruptie begon binnenin. Het hoekige patroon van kantoren, kamers en lange hallen was overgroeid met kronkelend klimop. Bloemblaadjes, ongedierte en plantroest regeerden voortaan in het gebouw. Voor altijd onvolledig, een wetteloos weefsel dat zich uitstrekte van de ruimte tot in de tijd, seizoenen van bloesem, seizoenen van bederf. En toen arriveerde Safiya Rich. Haar organen, darmkanalen en breinkamers, verbeeldden dezelfde decadentie die overal in het gebouw overheerste. De strakke lijnen van Project Providence stonden bol. Een nieuwe vetlaag had zich aan de dijen en flanken van de toren bevestigd.
De bouten braken. Kabels knakten. Het zou niet lang meer duren nu. Het gebouw stond op het punt van instorten. Safiya trok haar buik in, duwde haar kin tegen haar borst om de hele structuur nog heel even overeind te houden.
Er was nog iets wat ze wilde weten. Iets belangrijk. Een laatste individu om uit de schaduw van haar lijf te redden.
Haar moeder maakte nog steeds elke avond de klim naar boven om met haar te praten. Net voor het nacht werd, plaatste Safiya haar rechterhand tegen het appartement van haar ouders. Op die manier bracht ze Afsa tot bij haar oor, driehonderd meter hoger.
Afsa had niet gewacht tot ze helemaal boven was om haar verhaaltje te beginnen. Ze somde alle familieleden op die aan hoogtevrees leden. Het was voor haar een groot mysterie hoe het kon dat een familie die in de regel alle hoogtes vermeed, zo’n grote dochter had voortgebracht. Deze avond was Safiya niet van plan zwijgzaam te luisteren. Haar breinkamers hadden belangrijke vragen geproduceerd.
Safiya onderbrak haar moeder toen zij op het punt stond aan de vierde generatie te beginnen. Safiya fluisterde, om het gebouw te sparen van haar geweldig luide stem.
Stalen steunberen prikten in haar ribben. Ze twijfelde er niet meer aan. De minste schokgolf zou alles naar beneden halen.
“Mama, ik heb nooit goed begrepen waarom jij de petitie tekende om mij uit Project Providence te verbannen? We hadden toch een perfecte oplossing gevonden met de kuil? Eeuwig naar onder. En anders naar boven.”
Afsa zuchtte. In haar stem klonk het verlangen zo snel mogelijk terug te keren naar haar uiteenzetting over hoogtevrees. Moeder en dochter hadden een mysterie uit te klaren. Geen tijd voor omwegen.
“Je werd veel te groot voor die kamer. Het paste niet meer.”
“Waarom kwam je dan niet met me mee naar het natuurpark? Ik was daar zeer alleen. Er waren mannen die voor niets deugden.”
“Meisje toch, iemand moest bij je vader blijven. Hij heeft iedereen teleurgesteld. Alles verkwanseld. Toch, het is de taak van een vrouw om haar mannelijke wederhelft zelfs in tijden van tegenslag te ondersteunen, te voeden met haar warmte. Niet dat je vader zijn echtelijke plichten ooit serieus nam.”
“Hij heeft hard gewerkt voor ons.”
Afsa lachte, zoals ze vroeger wel eens deed.
“Denk je nu echt dat je vader aan zijn gezinnetje dacht, ook maar voor een ogenblik, toen hij naar dit land kwam en uit het stof metropolen oprichtte? Hij deed het voor zichzelf. Het is moeilijk voor te stellen. Ik weet dat jij op die lelijke set van Don Davy acteerde om ons gezinnetje van geld te voorzien, maar je vader is niet zo. Hij vecht enkel voor zichzelf.”
“En waarvoor vocht jij dan al die tijd?”
“Ik? Voor je vader. En voor jou natuurlijk.”
Het ijzeren geraamte van Project Providence verstikte Safiya. Haar nek, ruggenwervels en dijen werden door het buizennetwerk van het gebouw in de knel gehouden. Ze werd langzaam gewurgd. Haar linkerhand kleurde stilaan blauw. De aders bonsden. Haar pols zat gevangen in een liftkoker.
“Ik kan het maar niet vatten. Waarom tekende je die petitie?”
“Het was beter zo.”
“Mama, waarom kwam je niet met me mee naar het natuurpark?”
Safiya had het opgegeven te fluisteren. Haar moeder werd door de oorverdovende geluidsgolven van haar stem op handen en voeten gedwongen. Ze werd begraven onder een dun laagje betongruis.
“Het kon niet anders. Dat was de juiste oplossing. Jij buiten. Ik bij je vader.
“Waarom tekende je die petitie? Waarom verbande je me naar buiten?”
Safiya’s stem klonk als een straaljager. Uit de gebroken ramen van het gebouw ontsnapten vogels en vleermuizen, als zwarte rook na een explosie.
“Waarom tekende je die petitie?”
Haar moeder stond op uit een heuveltje van gruis, isolatieschuim en houtvezels. Stof zette haar aan het hoesten. Ze wreef de vuiligheid uit haar ogen. Het was alsof de stem van haar dochter haar in zand had veranderd. Elk moment zou ze vervliegen in de wind.
“Je paste niet meer bij ons. Je was te groot. Te lelijk. We konden niets met jou. Daarom tekende ik die domme petitie. In de beschaafde wereld, bij de mensen, is geen plaats voor jou. Jij bent een monster. Het is jouw fout dat je vader in deze toestand belandde. Dat is toch duidelijk? Jij bent een moordenaar.”
Het gebouw of Safiya, een van hen moest overwinnen, de andere partij voorgoed vernielen. Het conflict liep op haar einde.
Safiya’s spieren verkrampten. Ze richtte zich op, strekte haar ledematen uit in de lengte en de hoogte. Een perfect symmetrisch mensfiguur van één kilometer stond rechtop in het midden van de toren.
Project Providence verkruimelde als een vulkaan. Betonnen puimstenen schoten alle kanten op, daalden neer op de aarde als meteorieten. In één ogenblik ontploften alle vensters van de serre. Een hagelstorm van glasscherven doorschoot alle creaturen die in de biotoop van de serre hun bestaan hadden uitgebouwd. Het was een snelle, pijnloze dood.
Een aardbeving breidde zich uit naar de brede omgeving. In zeven staten stortten huizen in, verdwenen straten in zinkgaten en werden mensen bedolven onder het puin.
Toen enkele uren later de stofwolk opklaarde, lag Safiya in een krater. Van haar moeder en vader was geen spoor meer te bekennen. Ze was een vrouw van één kilometer. Verweesd achtergelaten op een planeet die maar twaalfduizend keer groter was.


8 kilometer

Tadeusz Kaminski had de grootste bergen op aarde bedwongen. Hij was opgegroeid in de noordelijke uitlopers van de Karpaten, het perfecte speelterrein voor de jonge alpinist. Lente, zomer, herfst beklom hij blootvoets de humeurige grootvaders van het landschap. Met elke overwonnen piek stootte hij een patriarch van zijn troon. Hij was een held die titanen versloeg, alsof de gebergtes van de kaart geschrapt werden nadat hij zijn vlag had neergezet op de top.
Een cameraploeg, een magazine en merkkledij stuwde hem naar mythologische locaties. De Alpen. Het Atlasgebergte. De Himalaya. Keer op keer, zonder schoeisel rende hij naar boven. Twintig toppen per jaar. Behalve toen hij op een gletsjer in de Italiaanse Alpen uitschoof en zijn arm brak. Toen waren het er uitzonderlijk maar zeventien. Het was zijn handelsmerk blootvoets naar boven te wandelen, zelfs in temperaturen onder het vriespunt. Het enige wat hem scheidde van de naakte bergwand, was een eeltlaagje van een halve centimeter. “Heerlijk!”, vertelde hij journalisten en fans tijdens podiumdiscussies. “Ik voel de grassprietjes tussen mijn tenen. Beekjes zijn zo verfrissend zonder zinloos schoeisel. Zo wil ik klimmen, alsof ik écht helemaal bovenaan sta. Mijn vader leerde me dat een jager de keel van zijn prooi met blote handen moet afsnijden. Uit respect. Anders is het niet echt. Anders is het slachten. Wij zijn strijders, geen slagers.”
Bergen, wist Tadeusz Kaminski, zijn over het algemeen passieve wezens. Ze wachten geduldig op een uitdager, soms eeuwenlang. Everest was de hoogste berg in Azië. Kilimanjaro in Afrika. Elbrus in Europa. Die dingen stonden vast. Het waren de alpinisten die geleidelijk van naam en gedaante veranderden. Snelste beklimming. Eerste beklimming door een vrouw. Eerste blootvoetse beklimming. Records worden altijd gebroken door alpinisten, niet door de alpen die zij overwinnen.
Totdat plotseling het record van hoogste berg gebroken werd door een nieuwkomer. Wanneer Safiya Rich rechtstond, was behalve vliegtuigen, weerballonnen en satellieten niets dichter bij de zon. Ze was een majestueus massief in het midden van de Verenigde Staten. In de plaats van witte gletsjers lagen op haar piek zwarte haren, op die hoogte ingekapseld onder een fijn laagje blauw ijs.
Het was een uitdaging die Tadeusz Kaminski onmogelijk links kon laten liggen. Een uitgelezen kans in het tijdperk na Hillary nog eens een record neer te zetten dat door toekomstige generaties gerespecteerd moest worden. Zijn eeltige voeten vielen in het niets tegenover de eeuwige faam van eerste beklimming van de hoogste berg op planeet aarde. Als dit goed ging. Als hij de piek van deze berg bereikte, dan vond hij ongetwijfeld sponsors voor een raketreis naar Mars, om zich aan de Mount Olympus te wagen.
Natuurlijk zou hij de beklimming blootvoets doen. Met op sleeptouw een cameraploeg van drie personen. Het was de bedoeling een documentaire te produceren voor het streamingplatform van Don Davy, die een derde keer winst wilde maken met zijn grootste ster. Ditmaal zonder haar in te lichten. Intussen maakte de mediageile producent vooral programma’s over menselijke uitersten. Tot zijn catalogus behoorden een vrouw die urenlang in ijswater baadde, een man die alles at van spijkers tot glasvezel en Tadeusz Kaminski, de blootvoetse beklimmer van Mount Safiya.
Op de groene prairie van Nebraska stond ze op hem te wachten. Schijnbaar afgeleid door iets wat ze in de hemel zag. Ze leek veel groter dan zelfs Mount Everest. Zodra haar contouren opdoken boven de horizon, bekroop hem het gevoel dat hij heel zijn leven in haar schaduw had doorgebracht. Elke top die hij had bedwongen, daar keek zij op neer met minachting. De Andes, de Himalaya, zelfs Mount Olympus ver weg op Mars verdwenen van zijn geest. Hij wilde enkel nog haar beklimmen, verdelgen uit de kaart.
De klim verliep opmerkelijk rustig. Niet veel anders dan de honderden andere bergen die hij had beklommen. Het enige verschil bestond erin dat de temperatuur met verloop van tijd steeg, in plaats van daalde. Op haar huid had de uitbundige groei van klimplanten, hoge grassen en insectenkolonies een korst van donkere aarde aangedikt. Enkel de hoogste lagen van Mount Safiya bestonden uit naakte bergwand, de huid van een kosmisch wezen met de hoogste lichaamstemperatuur ooit gemeten.
Vijvers die op haar bergwand waren ontstaan, hulden zich in stoom. Tadeusz en de cameraploeg namen dankbaar een duik in een van deze natuurlijke thermale baden, ergens omstreeks haar knie.
“Dit is geen berg, maar een sauna”, merkte een van hen op. Het herinnerde Tadeusz aan de warmwater-baden in zijn thuisland, aan de noordelijke uitlopers van de Karpaten.
Hij doopte zijn vinger in de poel, proefde van het water. Zout. Zout zoals zweet op een zinderende zomernacht. Hij wreef het zoute water over zijn eeltige voeten. Ze werden spontaan zachter, minder aangepast voor blootvoetse bergbeklimming.
De camera’s bleven draaien. Dit was kostbaar beeldmateriaal. Elke bovenmenselijke onderneming op het streamingplatform van Don Davy vergde in het begin enkele ogenblikken van zoet genot. Daarna liep het gegarandeerd mis. De vrouw in haar ijsbaden verloor enkele tenen aan gangreen. De man met zijn onnatuurlijke eetlust moest geopereerd worden om alle plastiek en metaal uit zijn maag te halen.
Hoe zou het Tadeusz Kaminski vergaan? Don Davy had alvast enkele scenario’s uitgedacht. Vallen. Verdrinken. Bevriezen. Bedolven door een Marsiaanse zandstorm. Niets vergeleek met wat de alpinist aantrof tijdens de beklimming van Mount Safiya.
De stoombaden schiepen een prachtig landschap. Steenbokken huppelden om haar dijen heen. Bloemenweides bestippelden haar ruggengraat met rozen in alle kleuren. Tadeusz voelde zich voor heel even veroverd door deze berg, zo anders dan welke ook op aarde. Dit was een gevaarlijke uitdager. Ze verleidde hem tot stilstaan om het landschap in zich op te nemen. De camera ving het graatmagere silhouet van Tadeusz, neergestreken op de heupen van Mount Safiya. Hij bewonderde het uitzicht. Aan de horizon dacht hij de zanderige afdruk van de Rocky Mountains te herkennen. Ook al had hij ze al eens beklommen, vanop Mount Safiya leek het alsof hij ze voor het eerst zag.
Hoe hoger, hoe heter de bergwand werd. Vanaf omstreeks haar borsten groeide geen vegetatie meer. Hier en daar stegen nog enkele spinnenwebachtige struikjes op uit haar poriën. De plantjes overleefden niet lang. De temperatuur lag gewoon te hoog.
De vier alpinisten hadden zich intussen bijna helemaal uitgekleed. Daarnet hadden ze nog de luxe te baden in de warmwatervijvers van Safiya’s zweet, nu baden ze nog enkel in hun eigen zweet. Voor Tadeusz voelde het alsof hij op de nog warme assen van een kampvuur wandelde. Zijn voeten prikten pijnlijk.
Toen ze iets te lang hadden stilgestaan bij een bijzonder moeilijke helling, verloor hij zijn cameraploeg. De rubberen zolen van hun klimschoenen waren samengesmolten met de huid van Mount Safiya. De drie mannen stonden in een poeltje vloeibaar plastiek. Ook hun koffers met materiaal kleefden aan de berg. Enkel Tadeusz was nog vrij te bewegen, gered door zijn kurkdroge eeltlaag.
Het contract verplichtte Tadeusz een cameraploeg tot helemaal bovenaan mee te nemen. Zonder hen telde de klim niet. Don Davy wilde elk ogenblik vastgelegd hebben. Zijn kompanen maakte zich klaar op de afdaling. Het was een verloren zaak.
Tadeusz, daarentegen, bleef koppig staan. Hij wierp een blik op wat nog resteerde van de klim. De schouders. Daarna de nek. Haar gezicht, haarlijn en ten slotte de piek. Terugkeren was waanzin. Zij was ergens tussenin berg en vrouw.
Zonder een woord te zeggen, liet hij de cameraploeg achter. De drie mannen slaagden er nog net in zijn rug te filmen, terwijl hij blootvoets naar boven rende.
Tadeusz Kaminski, veteraan van tientallen bergketens, vocht tegen de hitte van Mount Safiya. Zijn voeten en enkels sloegen rood uit. Telkens hij zijn handen gebruikte om een steil stukje te overbruggen, verbrandde hij zichzelf aan haar. Zijn huid begon te schilferen. Hij liet een sneeuwtapijt van afgestorven huid achter. Het verlangen welde in hem op om gewoon naar beneden te springen, weg van deze vreselijke hitte. Het was een lange oefening in zijn meest dierlijke instincten negeren.
Met moeite hees hij zichzelf tot op het topje van haar neus, een platform van een twintigtal meter breed. Hij nam even de tijd zijn voeten te bestuderen. De eeltlaag was bruinverbrand. Bloed sijpelde langs de korst. De pijn bracht hem aan het huilen. Iets wat hij niet gedaan had toen hij zijn arm brak in de Italiaanse Alpen. Deze klim was een doodstrijd geworden. Zo hoog leek het alsof alles en iedereen daarbeneden hem observeerde, duizenden onzichtbare inwoners van de aarde zijn laatste momenten vrolijk gadesloegen. Was dit hoe hij het wilde?
Hij draaide zich voorzichtig om, naar het gezicht van de reus.
Twee zwarte ogen keerden zich af van de hemel. Gealarmeerd door het gekerm op haar neus richtte Safiya haar blik op Tadeusz. Ze keek scheel naar het puntje van haar neus. Het kleine mannetje zag er miserabel uit. Bebloed. Verbrand. Hij was helemaal doorweekt van het zweet. Tadeusz voelde zich verzinken in de berg. Zijn lichaam ging langzaam op in dat van Safiya. Hij wilde zo graag naar boven. Zo graag haar piek bereiken. Ternauwernood sleurde hij zichzelf voorwaarts, langs haar neusbrug naar boven.
Een traan welde op in het rechteroog van de reus. Het waren best mooie ogen, vond Tadeusz, diepzwarte ogen die een bibliotheek aan gedachten leken te verbergen. Weende ze nu voor hem?
Onder hem trilde de bergwand. Hij klampte zich vast aan haar neusgaten. De hitte begroef zich in zijn botten, kookte de inhoud van zijn maag. Twee meterslange vingers daalden op hem neer. Safiya nam het kleine mannetje vast en hief hem in de lucht, zodat ze hem beter kon bekijken.
Zijn hele lichaam kriebelde. De koude lucht bracht verkoeling. Ze sleurde hem langs wolken en nevelslierten. Rond zijn lichaam vormde zich een membraan van fijne dauwdruppeltjes. Ze glimlachte naar hem. Heel even, enkele ogenblikken maar, herkende hij zichzelf in haar. Mount Safiya en Tadeusz Kaminski, zo verschillend waren ze niet, want allebei streefden ze naar steeds hoger, steeds dichter bij de zon, totdat er geen groeien meer was. Tadeusz lachte terug, ondanks de pijn, ondanks de angst dat ze hem op elk moment kon laten vallen, ondanks het zuurstoftekort op die geweldige hoogte.
Safiya plaatste hem op haar hoofd. Met behulp van de berg had Tadeusz de piek eindelijk bereikt. Dat was voor hem een teken van bovennatuurlijk altruïsme. Hij huilde tranen van geluk. Nadat hij een dansje van vreugde had gedaan en een haartje op haar hoofd had afgesneden om eeuwig bij te houden, nam Safiya hem terug op en plaatste ze hem veilig op de grond. Deze berg had hij niet geschrapt van de kaart, voor de allereerste keer in zijn lange carrière als alpinist, want zij had hem geholpen haarzelf te beklimmen.
Don Davy kreeg wat hij wilde. Na genot kwam ondergang. Tadeusz Kaminski beklom nooit meer een berg, want zijn voeten en handen waren onherroepelijk verbrand. Helaas was er weinig beeldmateriaal van het gebeuren. Maar, zo dacht Don Davy verzonken in zijn lederen fauteuil, het publiek houdt wel van wat mysterie.


12 kilometer

Het Amerikaanse leger was nu betrokken. In allerlei capaciteiten, van beveiliging tot R&D om het ongebreidelde potentieel dat een zelfbewuste berg betekende voor de natie tot prachtige, patriottische vrucht te brengen. De legerleiding en de geheime diensten van het land hadden recentelijk nieuwe strategische plannen voor Mount Safiya. Nu was het aan het dienstpersoneel om de praktijk uit te dokteren.
Agent Whitcomb en Agente Rawlins begonnen hun onderzoek bij een toeristisch rondleiding op Mount Safiya. Bij aanvang kregen ze een boekje met allerhande weetjes, een sleutelhanger en twee T-shirts met dramatische beelden van het bergmassief, geschilderd in waterverf. Daarna begon de tour. Gekleed in zonnebril en een hemd met bloemmotief losten ze op in de menigte toeristen.
Don Davy had zijn kennissen in het federale bestuur zover gekregen Safiya tot natuurpark uit te roepen. De rechten gingen volledig naar hem. Elke dag vertrokken er om het halfuur groepjes van twintig naar boven, begeleid door een ervaren gids. Vijftig dollar per persoon, twintig per kind onder twaalf, om tot aan haar enkels te wandelen en onderweg de meest fotogenieke locaties aan te doen.
Dat was al een enorme afstand. Een klim van driehonderdmeter langs warmwater-baden en varenbosjes.
“Het was de alpinist Tadeusz Kaminski die haar als eerste beklom”, vertelde hun gids, “Het kostte hem zijn carrière. De wonden die hij opliep tijdens de beklimming plaatsten hem voorgoed op pensioen. Sindsdien is ze nog met vier kilometer gegroeid. Het is niet zeker dat de klim tot aan de piek vandaag nog mogelijk is. Zijn er nog vragen?”
Agente Rawlins stak haar hand op.
“Dus het is echt zo dat Mount Safiya leeft?”
“Inderdaad, zij is volledig mens. Natuurlijk, er bestaan heel wat misvattingen over dit onderwerp. Dat zij schildpad zou zijn. Of een vulkanisch uitgroeisel op de korst van de aarde. Of een standbeeld voor aliens. Maar zij is mens.”
“Dus”, vroeg Agent Whitcomb terwijl hij zijn snorharen gladstreek, “er kan met haar in principe gecommuniceerd worden. Laat ons zeggen, om een missie door te geven?”
“Dat kan.”
Agent Whitcomb en Agente Rawlins wisselden hun tevredenheid uit langs de geheime gebarentaal die het agentschap had ontwikkeld voor zulke omstandigheden. De andere toeristen van hun groep merkten niets op. Voor hen, de domme massa, waren de twee agenten een gepensioneerd koppel op doorreis tussen alle nationale parken van het land. Dat hadden ze meermaals bevestigd door vreselijk lang stil te staan bij bloemkopjes die uit de rotsen ontsproten waren, zeker honderd foto’s te trekken, zodat ze nooit meer zouden vergeten hoe dat ene bloempje op die ene dag eruitzag. Misschien bestelden ze bij afloop wel een album.
Leugens. Allemaal leugens. Eigenlijk waren Whitcomb en Rawlins jonge twintigers, en gaven ze helemaal niets om de fauna en flora van het land. Het enige wat zij wilden, was de vernieling van een ander land. Heel ver weg. Een land met minder impressionante bergmassieven. Die zo doods waren als het heelal.
Aangekomen bovenaan haar grote teen, laste de gids enkele minuten van rust in. De toeristen ploften neer op de bankjes die daarvoor waren voorzien. Don Davy had deze plek uitgerust met picknickbanken en een waterfontein. Na zo’n steile klim konden de toeristen wel wat verfrissing gebruiken. Eén dollar per glaasje bronwater. Agent Whitcomb en Agente Rawlins namen elks dankbaar een glaasje. Helaas werden ze teleurgesteld door de zoute smaak van het water dat aan Safiya’s poriën ontsnapte.
“Als ze leeft en eigenlijk mens is, wat eet ze dan om zo te blijven groeien?”, vroeg Rawlins. In haar keel droeg ze een implantaat, zodat ze als een oud vrouwtje klonk.
“Goede vraag! Wetenschappers geloven dat Mount Safiya net als een walvis kleine deeltjes uit de lucht oppikt. Geen plankton, maar broeikasgassen. In haar gigantische lijf, wellicht omstreeks de longen, gebeurt een proces van omgekeerde fotosynthese. Ze verbrandt broeikasgassen. En inderdaad, sinds dat zij zo groot is, daalt elk jaar de concentratie koolstofdioxide en methaangas. Er wordt gevreesd dat dit uiteindelijk tot een gevaarlijke afkoeling van de aarde kan leiden.”
Agente Rawlins maakte meteen enkele signalen naar haar partner. Zo hevig dat de gids tussenbeide kwam, bezorgd dat de klim het oude vrouwtje had uitgeput.
“Maakt u zich maar geen zorgen. Vanaf dit punt wordt het gemakkelijker. Van haar grote teen tot haar enkels is het een langzame stijging. Daarna wordt het weer steil, bij haar benen, maar zover gaan we niet.”
Agente Rawlins lachte beleefd. De gids wist natuurlijk niet dat zij de kracht had van een bokser, de snelheid van een atleet. Het agentschap koos op basis van lichamelijke gezondheid, intelligentie en durf. Het waren deze laatste twee elementen die Whitcomb en Rawlins in staat stelde de uitleg van hun gids om te zetten in een plan. Tijdens de klim gebaarden ze verwoed naar elkaar. Tussen hen ontwikkelde zich een uitstekende strategie om de aartsvijanden van de Verenigde Staten, enkel en alleen met haar natuurlijke grondstoffen, buiten spel te zetten. Volledig te vernielen als het ware. Volledig tot de steentijd te bombarderen als het ware. Volledige families, volkeren en nationale demografieën te onthoofden, als het ware.
Aan de enkels aangekomen, staarden Rawlins en Whitcomb tevreden naar de gigant die boven hen uittorende. Ze konden haar gezicht niet zien. Dat was versluierd achter rozige stapelwolken. Wat ze wel zagen was een levende berg, die blijkbaar mensentaal verstond, een burger van de Verenigde Staten.
Ze gaven de gids een ruime fooi, bedankten de andere groepsleden dat ze zo geduldig op hen hadden gewacht toen het wat moeilijk ging. Daarna vertrokken ze alleen naar beneden. Ze waren weggeglipt toen hun gids iedereen bijeenbracht om een groepsfoto te trekken. De andere toeristen waren hun alweer vergeten. De hemden en zonnebrillen smeten ze ergens onderweg in het struikgewas. Ze hadden een missie voor te bereiden.
De legerleiding zou zeer tevreden zijn.


18 kilometer

Dit hoofdstuk verschijnt op 23 juni.


67 kilometer

Dit hoofdstuk verschijnt op 30 juni.


1730 kilometer

Dit hoofdstuk verschijnt op 7 juli.


40.800 kilometer

Dit hoofdstuk verschijnt op 14 juli


100.440 kilometer

Dit hoofdstuk verschijnt op 21 juli


1 au

Dit hoofdstuk verschijnt op 28 juli.


17 lichtjaar

Dit hoofdstuk verschijnt op 4 augustus.


438 triljoen lichtjaar

Dit hoofdstuk verschijnt op 11 augustus.

nl_NLDutch